Het werk van Mieke Mosmuller

Het belang van het de ontwikkeling van het zuivere denken voor de wereldontwikkeling en de mens. De vrijheid en de liefde.

Mieke Mosmuller

Zowel in de natuurwetenschappen als ook in de sociale wetenschappen en de filosofie wordt het grootste belang gehecht aan de objectiviteit. Slechts datgene, wat met de zintuigen kan worden waargenomen - zij het direct of zij het dankzij verfijnde instrumenten - geldt als objectief en wordt wetenschappelijk onderzocht. In de natuurwetenschap levert dat al bepaalde grenzen op. Wanneer je natuurwetenschap toepast op het menselijk lichaam komen er vragen op, die met ethiek te maken hebben. Maar in de natuurwetenschap van de mens heerst toch nog een grote exactheid en objectiviteit omdat het lichaam van de mens zonder twijfel zintuiglijk kan worden waargenomen. Wanneer je echter dit gebied van de wetenschap verlaat en het gebied van de sociale wetenschappen en de filosofie betreedt kom je op een terrein waar de grond onder de voeten niet zo vast is als bij de natuurwetenschappen.

Ook in de sociale wetenschappen en in de filosofie geldt de eis van objectiviteit. Gegevens moeten objectief kunnen worden waargenomen. Door hypothesevorming en experiment worden dan wetenschappelijke resultaten bereikt. In de 20e eeuw heeft een belangrijke verschuiving plaatsgevonden van het innerlijk van de mens naar de uiterlijke verschijning.

Had men in de 19e eeuw nog een zekere zeker vertrouwen in de objectiviteit van menselijke gedachten, zo is dit vertrouwen in de 20e eeuw geheel verschoven naar een vertrouwen, dat uitsluitend berust op wat met de zintuigen kan worden waargenomen. Dat betekent, dat de menselijke gedachten niet meer tot het wetenschappelijke terrein kunnen behoren; zij zijn namelijk niet met de zintuigen waarneembaar, ze zijn alleen voor degene die deze gedachten heeft waarneembaar. Zintuiglijk waarneembaar worden ze pas wanneer ze uitgesproken worden.

In de 20e eeuw heeft een 'linguïstisch keerpunt' plaatsgehad, waarbij de sociale wetenschappen en de filosofie hun onderzoeksterrein verleggen van datgene wat mogelijk nog innerlijk bij de mens zich afspeelt, naar datgene wat uiterlijk objectief waarneembaar wordt. Dat is het gesproken woord.

Een dier is bewust en handelt uit instinct. Datgene wat een dier gewaarwordt, wordt instinctmatig in daden omgezet. De mens heeft daar ook nog een deel van. Er bovenuit gaat het menselijke vermogen om gewaarwordingen in voorstellingen te brengen, die voorstellingen met elkaar te verbinden, het vermogen om aan de hand van voorstellingen en begrippen te komen tot inzicht.

In het boekje 'Ik doe wat ik wil' heb ik getracht te beschrijven, hoe in de mens door alle lagen van zijn bezigheden dit inzicht in hem telkens weer opnieuw geboren wordt.

Wanneer je als mens werkelijk iets begrijpt, iets doorschouwt, iets inziet, dan ben je in het gebied waarin alles wat zich afspeelt uitsluitend en alleen met jou, met de werking van jouw eigen ik, van jouw individualiteit te maken heeft. Het is het meest verborgene in de mens, maar voor de mens zelf het meest heldere. Omdat het zo verborgen is, kan het niet in de objectieve zintuiglijke waarnemingswereld verschijnen, behalve in bepaalde werkingen, wanneer iemand dit inzicht tracht onder woorden te brengen. Maar het inzicht zelf, als innerlijk verlopend begrijpen, laat zich niet objectiveren. Daardoor is het volgens de normen van de moderne wetenschap behorend tot het rijk van de absolute subjectiviteit, en niet voor wetenschappelijk onderzoek toegankelijk.

Daarmee zou je als mens heel goed vrede kunnen hebben, ware het niet, dat de wetten van de wetenschappelijke methode zoveel macht hebben, dat ze ook in het persoonlijke leven doordringen. We leven in een tijd, waarin de indrukken die we met de zintuigen ontvangen overweldigend zijn. Het hele gewaarwordingsleven berust op zintuiglijke indrukken. Het denken, het begrijpen verloopt steeds minder beleefbaar, diep verborgen in het innerlijk van de mens. Hoe sterker de macht van de zintuiglijke waarneming, des te zwakker wordt de waarneming voor dat innerlijke gedachteleven, dat tenslotte leidt tot het inzicht.

Het eerste verlies is dan, dat een mens niet meer weet dat hij tot inzicht komt. Hij verwerft zijn inzichten nog wel, leeft nog als begrijpend wezen, maar bemerkt dat niet meer. De wetenschap trekt onder die conclusie een grote dikke streep.

Het gevaar dreigt, dat dit niet meer bemerken van jezelf als begrijpend wezen in de niet al te verre toekomst zal leiden tot een verlies van het begrijpen zelf. Het is immers zo, dat alles wat niet geoefend wordt tenslotte atrofieert en verdwijnt. Dat is in het lichaam zo, maar dat is ook in de psychische functies het geval.

Wat zou dat betekenen, wanneer de mens zijn begripsvermogen zou kwijtraken? Dat zou betekenen dat alle kennis als weten van buitenaf zal moeten worden aangedragen. De mens zal die kennis nog kunnen nazeggen, maar niet meer in staat zijn om tot inzichtelijke kennis te komen. Daarmee zou de mens het meest innerlijke geheim van zijn individuele wezen op aarde niet meer kunnen ontplooien.

De visie, dat de mens in feite niet meer is dan een robot, zou dan zijn waargemaakt. Met het verdwijnen van het vermogen tot inzicht verdwijnt tevens het vermogen van handelen uit inzicht. Een dier handelt niet uit inzicht, maar uit instinct. Je zou je kunnen voorstellen, dat je een mensenras zou kunnen krijgen waarin het specifiek menselijke instinct een hoeveelheid ingeprogrammeerde kennis is, die werkzaam is als motief tot de handeling. Dan zou de mensheid een verzameling van robotslaven zijn, die wat hun handelingen, maar ook wat hun gevoelens en gedachten betreft door bepaalde instanties zijn in te programmeren.

Wie dan die instanties zouden moeten zijn, dat zou onderwerp voor een volgend artikel kunnen zijn. In dit artikel gaat het erom, het belang voor wereld en mensheid te laten zien, dat in onmiddellijke samenhang staat tot dat innerlijke vermogen van de mens om tot zuiver denkend inzicht te komen, los van alle geweld van de zintuiglijke waarneming, los van alle geweld van de media, de sociale media en zelfs van de opvoeding. De versterking van het zelfbewuste komen tot innerlijk inzicht,  zou even sterk ontwikkeld moeten worden als de gewaarwording met de zintuigen uit zichzelf al zijn en nog steeds toenemen.

De menselijke vrijheid staat op het spel. Vrijheid moet iets zijn, wat in het innerlijk van de mens de bron vindt. Daarom zal vrijheid nooit objectiveerbaar zijn. Dat is een kwelling voor de moderne wetenschap.

De krachtige ontwikkeling van een zuiver denken, dat voert naar zelfstandig individueel inzicht en dat op die grondslag ook voert naar het vinden van vrije handelingen uit inzicht, is de inhoud van het werk van Mieke Mosmuller.

In de praktijk van de werkgroepen en de seminars wordt getracht, om door innerlijke oefening dit proces van het zuivere denken, het komen tot inzicht en het zelfbewuste inzicht daarin, zo te versterken dat je dat innerlijke proces niet meer uit het innerlijke oog kunt verliezen. Het wordt daardoor voor de mens zelf een objectief waarneembaar gebeuren. Wanneer steeds meer en meer mensen deze innerlijke stroom zo leren verzorgen, in cultuur brengen en versterken, dat die stroom krachtiger wordt en waarneembaar blijft, dan is de vrijheid van de mens gered.

En waar zou nog de liefde zijn, wanneer de vrijheid begraven ligt onder de macht van het zintuiglijke geweld? Hoe zou een robotachtige, goed ingeprogrammeerde mens nog tot iets anders kunnen komen dan te volgen wat de media opdragen? Als hij niet meer in staat zou zijn om zich met eigen inzicht te doordringen? Wanneer het hele leven van de handeling, van de daadkracht van de mens gestuurd wordt door 'wat men vindt, dat waar, waarachtig en juist is'?

Het redden van de ondergang van het denken is tevens het redden van de vrijheid, maar daarmee ook het behoud van de allerhoogste kwaliteit die de mens heeft en die in geen enkel ander natuurwezen te vinden is: Dat is de liefde.

sdl