Zoek het licht dat opgaat in het westen

25-06-2014 Recensie van Lieke van der Ree

Een paar woorden vooraf:
Het is nu drie jaar geleden dat ik de boekbespreking van ‘Zoek het licht dat opgaat in het westen’ schreef. Sinds die tijd hebben we vele voordrachten en werkgroepen met Mieke mogen meemaken en is het gevoel van urgentie om de weg die in ‘Zoek het licht..’ beschreven staat te volgen alleen nog maar sterker geworden.

Op het moment dat ik dit schrijf is de wereld in beroering door de gebeurtenissen in Oekraïne, Syrië en de Gazastrook en we kunnen er zeker van zijn dat op nog veel meer plaatsen op aarde catastrofes plaatsvinden. In het groot en in het klein is er agressie en leed. Daar kan je heel verschillend op reageren, maar ieder die een hart heeft voor mensen en voor de aarde zal willen doordringen naar het antwoord op de vragen naar het ‘waarom?’ en ‘is er een oplossing?’

Mieke maakte ons attent op voordrachten die Rudolf Steiner gaf rond het einde van de eerste Wereldoorlog en die nu nog even urgent zijn. Hij was toen diep geraakt door het lot van de miljoenen gestorvenen en hun dierbaren, door de chaos, de ontreddering en vernietiging van cultuur. In 1919 zegt hij (GA 187) dat de diepere reden voor de catastrofes erin bestaat dat de mensen de geestelijke wereld niet erkennen. De oplossing van de problemen die (schijnbaar) in de buitenwereld spelen is te vinden in het innerlijk, in de ziel van iedere mens. Hier is een strijd te strijden- om zich uit het sterke ingesponnen-zijn in het materiële te bevrijden en zich volbewust te leren verheffen tot de geest. En wanneer de mens die strijd niet in de ziel wil uitvechten, dan zal de één tegenover de ander, volk tegenover volk, mens tegenover mens komen te staan. Het is van het allergrootste belang dat de mensen zich bewust worden van hun gebonden zijn in het materialisme en egoïsme en dat ze de kracht vinden zich te verbinden met de bovenzinnelijke wereld die zich sinds het begin van de vorige eeuw nieuw openbaren wil. Daar is een andere manier van denken voor nodig, niet analyserend zoals in de huidige natuurwetenschappen, maar vormend, scheppend, beeldend, levend.(GA 193 12-6-1919).
Dit denken kan in de bovenzinnelijke wereld binnenvoeren. Rudolf Steiner baant de weg voor de westerse mens van deze tijd, het is een weg die voor de geestelijke gezondheid een veilige weg is. Hij zegt hierover (GA 187 1-1-1919):
“Daardoor kunt u nooit op dwaalwegen komen wanneer u zich door de geesteswetenschap met het vormende denken inlaat. (‘gestaltendes Denken’, dat is dat de mens zelf het denken vorm geeft, dat wil zeggen dat hij leert om vormen te denken, niet uitsluitend logica). Dan kunt u zich nooit verliezen aan de verschillende wezens die invloed willen uitoefenen op u. Die gaan natuurlijk door uw wezen heen. Maar zodra u vormend denkt, zodra u zich moeite geeft, niet slechts te peinzen en te onderscheiden, maar zo te denken als de moderne geesteswetenschap wil, dan blijft u in zichzelf, dan kunt u niet het gevoel van ‘uitholling’ hebben. Daarom benadrukken we, wanneer we op het standpunt van onze geesteswetenschap staan, zo vaak de Christusimpuls, omdat de Christus-impuls direct verbonden is met het vormende denken”.

Dit is het denken dat je kunt beleven in het boek ‘Zoek het licht dat op gaat in het westen’ en dat we in de werkgroepen met Mieke oefenen.

In het boek: ‘Zoek het licht dat opgaat in het westen’ neemt Mieke Mosmuller de lezer mee in het proces dat nodig is om de vraag te beantwoorden: Kunnen wij in waarheid kennen? Zij gaat in dit boek uit van het westerse denken en zegt dat de westerling niet terug moet naar de onschuld van het niet-weten zoals in het oosten vroeger legitiem was. Het volle menselijke bewustzijn leeft in het westen in het denken, al is het abstract. De allereerste vraag moet dan ook de vraag naar het ‘denken’ zijn.
Kan ik in waarheid kennen? Vanuit het niet-denken, het ‘zuivere zijn’ laat ik deze eerste vraag geboren worden.
Ik kom innerlijk in beweging en ‘kijk’ met behulp van het op het bewustzijn gerichte waarnemingsvermogen naar wat zich voltrekt.

“Als wij ons energiek kunnen inleven in deze overgang, bemerken wij doordat we het zien, en begrijpen we zonder hulp van begrippen, dat ik het ben die het denken in gang moet zetten wil er gedacht worden, ik en alleen maar ik. Dat dit in het dagelijks leven niet opgemerkt wordt, komt doordat de toestand van niet-denken er vanzelf nooit is. Deze moet bewust tot stand worden gebracht en het kost de grootste moeite om het associatieve denken, dat wel buiten mijn wil om denkt, te onderscheiden van het ware, het vrije denken. Een ieder echter die dit wil, kan dit punt in zijn bewustzijn vinden waar het vrije denken ontspringt. Hij vindt dan zich-zelf als denker.

…..

Ik kan niets denken wat ik al niet begrijp terwijl ik het denk.(..) Ik ben als denker niet alleen volledig tegenwoordig in het scheppen, maar ik weet ook precies wat ik schep en ik weet dat deze schepping, mijn denken, zich beweegt in door mij gekende wetmatigheden. De onoverbrugbare kloof tussen schepping en begrip, tussen wereld en ik, tussen object en subject, is hier overbrugd.”

Het is het streven van Mieke Mosmuller om haar lezers en toehoorders dit punt bewust beleefbaar te maken. In het leven van alledag let ik niet op mijn denken - dat ik zelf voortbreng – maar op het object waarover ik denk – dat ik niet zelf heb voortgebracht.
Als ik nu wil gaan denken over mijn denken kan ik dat doen door iets wat ik reeds gedacht heb te beschouwen. Rudolf Steiner zegt in het derde hoofdstuk van de ‘Filosofie der vrijheid’: ”Als ik met mijn verstandelijke denken tegelijkertijd zou willen denken en het denken waarnemen, moet ik mij in twee persoonlijkheden splitsen en dat kan ik niet.” In Philosophie und Anthroposophie (17-8-1908) spreekt hij over de ervaring van een denken dat niet verstandelijk is, maar met de geest verbonden. Over dit denken zegt Mieke Mosmuller: “Pas in het punt van overgang tussen niet-denken en wel denken, waar men zichzelf als initiator van het denken bewust beleeft, ligt het moment van letterlijke
tegenwoordigheid van geest, van het in het heden bewust zijn van zichzelf. Hier is het ik universalie ante rem, in re en post rem tegelijk. Hier doorbreekt men het spiegelende voorstellingsleven omdat men het concrete wilsleven betreedt met volledig behoud van het bewuste denken als proces. Hier is het niet mogelijk om voor te stellen, men stelt niets voor, men kan alleen denkend, willend, zijn. Men treedt binnen in het onvoorstelbare. Hier is de idee realiteit, de materie spiritueel, hier geeft het gaan in een cirkel transcendentie, hier is beschrijven begrijpen. Hier is het ik de wereld, de wereld het ik. ”

In het boek Das Tor zur geistigen Welt (2010) werkt Mieke Mosmuller dit thema heel gedetailleerd uit.

Als nu dit belangrijke punt in het denken gevonden is, is het niet onverschillig wat we in eerste instantie als inhoud van het denken kiezen.(Zoek het licht: Wetenschap 2) Een mathematisch begrip is heel geschikt omdat zo’n begrip helemaal helder te doorschouwen is: bijvoorbeeld een cirkel is de verzameling van alle punten in een plat vlak die een gelijke afstand tot het middelpunt hebben. En omdat het oproepen van een voorstelling van een cirkel niet moeilijk is, is het verschil goed te begrijpen tussen zo’n voorstelling, die specifiek is en een begrip, dat het principe van alle mogelijke voorgestelde cirkels omvat. Door te oefenen om in begrippen te denken, scholen we ons reine, zintuigvrije denken waarmee in waarheid gekend kan worden.

Kunnen we nu ook de wereld rondom ons in waarheid kennen? (Zoek het licht: Wetenschap 3) Ons intellectuele denken voelt zekerheid wanneer ze mathematische wetmatigheden opzoekt in de wereld waarin we leven. Zo zal niemand in twijfel trekken dat de wet geldt: afgelegde afstand = snelheid x tijd. Wanneer we echter gaan kijken naar de wereld van het ‘levende’ is het duidelijk dat ons abstracte denken hier te kort schiet. En ook bij natuurverschijnselen zoals licht en geluid verliezen we veel van het wezenlijke als we alleen wetmatigheden van trillingen beschrijven.
Is er nu ook een weg waarbij de zintuigen hun
beleving van kleur, klank en geur kunnen behouden en waarbij we toch niet vervallen in iets wat alleen maar subjectief is? Voorwaarde hiervoor is dat de eigen vooroordelen van de waarnemer kunnen zwijgen en hij zijn waarnemingen vol overgave zodanig doordenkt, dat het denken alleen maar de waarneming als inhoud heeft en dat het denken beleefd wordt als wilskracht die zich geheel voegt, inleeft in ‘het andere’. De denkkracht gaat dan ‘spreken’, waarbij alleen de zuivere begripscategorieën worden gehanteerd. Het ware begrip kan zich bij de waarneming voegen omdat de denkkracht die in de waarneming actief is dezelfde denkkracht is die het begrip innerlijk belicht. Men denkt begrippen schouwend. Het denken kan zo de oerfenomenen ook in de natuur vinden. De geest van de mens en de levende werkelijkheid vinden elkaar. We begrijpen de wereld om ons heen met behoud van de beleving - niet zuiver intellectueel.

In het zichzelf belevende begrijpende denken leeft het ik. De mens leert, terwijl hij in zijn zuivere zelf rust, hierin de waarnemingsinhouden op te nemen. Door de rustige overgave aan de wereld, gaat het statische karakter over in het beleven van de scheppende beweging die hieraan voorafgaat. Daarbij ontstaat dan een waarnemingsvermogen voor het groeien en sterven in de natuur. Deze krachten worden met een nieuw zintuig waargenomen, het zintuig van het zuivere, zichzelf belevende denken.

Als we ditzelfde principe ook hanteren in de ontmoeting met de medemens, zodat we zonder vooroordeel, met eerbied en verwondering, de ander in ons opnemen, kunnen over en weer de ikkrachten stromen en ontstaat echte gemeenschap in de geest. (Zoek het licht: Wetenschap 8) De hoogste kunst is de kunst van het ‘ontmoeten’.

Zoek het licht ausschnitt

Hierbij speelt ook het ‘voelen’ een grote rol. In Zoek het Licht – Bezinning schrijft Mieke Mosmuller: “Het voelen is noodzakelijk om de wilskracht als denkkracht gewaar te worden, te beleven.(..) Het gewaarworden van het denken als door het ik geïnitieerde kracht is het als het ware onder het spiegelende oppervlak van de voorstellingen tredeninde daaraan ten grondslag liggende kracht.(..) Men heeft dan, omdat men zich in een zuiver willend, zuiver denken beweegt, ook een zuiver denken van het voelen, een zuiver voelen. Men vindt het voelen als zuiver begrip, maar dan als concreet gewaargeworden begrip, wat tegelijkertijd voelen is. Men vindt in de gewaarwording van het denken als krachtige wil het gewaarworden zelf, een positief voelen: geluk, lust, opgewektheid.”
In het zuiver voelen vallen hoger en lager zelf samen. Wanneer wij nu volbewust denkend en voelend in ons ik kunnen
staan, verkrijgen wij de macht over dit ik, rust en beheersing. “
“We naderen het fenomeen van het negatieve voelen als we beseffen welke innerlijke toestand wij innemen als wij niet
zelf onze wilsactiviteit tot rust brengen, doch als aan deze wilsactiviteit het zwijgen wordt opgelegd, door een factor buiten onszelf. Onze wil wordt lamgelegd, en we worden dit gewaar in het negatieve voelen. Om dit negatieve voelen in het zuivere denken gewaar te worden is niet eenvoudig, omdat immers in deze toestand de ik-activiteit zwijgt, de kracht uit het denken wegvloeit en wij terugkeren in de spiegelingen van het voorstellen, waardoor we geen vat meer hebben ophet voelen dan via het voorstellen.”. "Het weggeslagen worden van de wil brengt het lijden, de passiviteit. Maar het ik is steeds aanwezig, ook als we het niet bewust inzetten. Het uithouden van het lijden, het leren om het in het lijden uit te willen houden brengt een krachtige versterking van de wil met zich mee, die zo sterk kan worden dat deze wil zich als kracht in het denken openbaart. Zo opent zich de mogelijkheid om in het lijden in gebondenheid, het geluk van de vrijheid te vinden.”
“De volmaaktheid van het voelen, de liefde, vinden we als we ons ik met de volle bewuste activiteit willen, zonder ons eigen belang te willen, in volle actieve overgave aan waar we mee bezig zijn.”
“Als wij er dan in slagen om in deze volle overgave de rustige aandacht binnen te dragen, dan worden wij het wezen van de liefde gewaar, het volmaakte voelen.”

In Zoek het Licht: Liefde beschrijft Mieke Mosmuller de liefde in haar vele vormen: van hartstocht, liefde die berust op de banden van het bloed en vaderlandsliefde tot de meer bovenzinnelijke vormen: liefde voor kunst en de zuivere ideeënwereld. Over de hoogste liefde tot God zegt ze: “De oorsprong van de hoogste liefde, de liefde tot God, vinden wij niet buiten ons, doch in ons, dáár waar wij naar Gods beeld geschapen zijn en waar wij deze schepping direct, in vrijheid mogen voortzetten: in de activiteit van ons denken met ons ik als wil.
Daarmee ontwaakt geen zelf-liefde, maar ontwaakt het zelfalsliefde,
als de allerbeste begeerte (het ik als wil) die verlangt naar vereniging met het allerschoonste (de zuivere gedachten) en die in die vereniging de allerhoogste waarheid vindt in een steeds zich vernieuwende creativiteit.”

Na de beschrijving van het kenproces van onszelf en de wereld om ons heen, volgt de vraag: is er een geestelijke wereld buiten onze eigen geest en hoe leren we die kennen? Of in andere woorden: Hoe leren we God kennen?
Dat kunnen we niet door met ons gewone voorstellingsleven ons de goede God voor te stellen, onbereikbaar ver van ons vandaan. Het gaat erom het goddelijke in onszelf te leren kennen. “Dan leren we al
doende God kennen als Hem, die in het groot doet wat wij in het klein doen als we uitgaan van het beste in ons.” We ontwikkelen ons in onze handelingen tot Gods gelijkenis, kennende het onderscheid tussen goed en kwaad en proberend om helpend, genezend het goede te doen. Niet de omgeving dicteert ons hoe we dit moeten doen, wij willen zelf het goede doen in volle verantwoordelijkheid omdat we de zuiverheid van de motieven kennen, de waarheid voelen.

De krachten die van buitenaf en binnenuit willen verhinderen om onze ontwikkeling te verwerkelijken kunnen we nu het Boze noemen - als remmende ontmoedigende kracht of als versnellende kracht die de mens zijn vrijheid rooft.

In het voorgaande werd beschreven dat we God kunnen leren kennen door naar het goede in menselijke handelingen te kijken. In Zoek het licht – Epiloog beschrijft Mieke Mosmuller dat dit kenproces nog bewuster ter hand genomen kan worden in de denkscholing. Wanneer we het levende denken hebben gevonden en de tegenwoordigheid van geest - de eigen denkwereld van het ik ben - bestaat er dan daarbuiten ook een goddelijk-geestelijke wereld? Alleen een volledige innerlijke ommekeer kan hier uit de eenzaamheid van het eigen denken verlossen. Op dit punt aangekomen moeten we het zelf-gewekte denken tot zwijgen brengen en het omvormen in ‘het vragen zelf’. Het levende denken dat wij zijn moet worden tot levende vraag, één en al terughouding. De gehele ziel wordt vragend verlangen in geduldige afwachting.
“Zo knielt de mens - niet met het lichaam in de kerkbank - maar met zijn tot kracht geworden ik in zijn zwijgende ziel en
wordt gebed.”

“Hoe kunnen wij er ooit toe komen om onze wilsrichting volkomen om te keren zodat wij ons openen voor het ‘Uw wil geschiede’ zonder daarbij terug te zinken in niet-zelfbewuste passiviteit? Wanneer wij leren, steeds meer en meer, om de levende denkstroom te beleven dan wordt langzaam onze wilskracht die van ons uitgaat, omgevormd tot een orgaan om de zuiver geestelijke wereld buiten het ik, belevend te ontvangen. Steeds minder ontplooit de eigen wil zich in het denken, steeds meer gaat deze op in de beleving. Het denkt in mij. Het beleven van de eigen geest verruimt zich tot het beleven van de geestelijke wereld, die zich niet uitspreekt in de denkstroom, maar in het beleven van de denkstroom. De denkstroom die van ons uitgaat grijpt in het geestelijke niets. Het beleven van de denkstroom, het beleven van het wezen wat denkt, doet deze zich omkeren naar ons toe.”

“De door de mens verwerkelijkte liefde voor Sophia (de goddelijke wijsheid) brengt haar bij de mens. Zij treedt zijn hart binnen.”

SixtinischeMadonnaZoek het licht neu
 
(Afbeelding links: uitsnede van de Sixtijnse Madonna van Raphael)