De liefde is sterker dan de dood

26-11-2023 Artikel van Thomas Senne
Het leven na de dood:
Botho Sigwart Graf zu Eulenburg en zijn kring

Tientallen jaren stond het in mijn boekenkast - verstopt. Natuurlijk had ik wel enige bladzijden uit het werk gelezen. Maar misschien lag het aan de wat duistere, angstdoortrokken thematiek en mijn destijds nog meer onbezorgd jeugdig ingestelde ziel, dat ik mij toen met het boek 'Brücke über den Strom. Mitteilungen aus dem Leben nach dem Tode' (Brug over de stroom. Mededelingen uit het leven na de dood) niet grondiger heb bezig gehouden. Toen echter op 30 januari 2022 mijn geliefde vrouw in mijn aanwezigheid onverwachts stierf, stond het thema 'dood' plotseling in het middelpunt van mijn belangstelling en ik diepte de uitgave weer op...

A133EC0C-AD37-44EC-8F6D-692FF1D23AF1_4_5005_c
Schilderij Thomas Senne van Magrit na de dood.
 

Een in elk geval ongebruikelijke publicatie, daar deze 'mededelingen' er aanspraak op maken uit het hiernamaals te stammen: van de overleden anthroposoof en laatromantische componist Botho Sigwart Graf zu Eulenburg, die op 10 januari 1884 in München het levenslicht aanschouwdHet bijzondere: Niet op spiritistische wijze, via een medium werden de berichten aan verwanten en bekenden overgebracht, maar met behoud van en respect voor het ik van de ontvanger, zoals bovenzinnelijke wetenschap vereist. Inmiddels is het reeds meerdere malen uitgegeven boek in een uitgebreide heruitgave bij Oratio Verlag beschikbaar. Tot dusverre ongepubliceerde mededelingen van Sigwart en zijn vriendenkring, die Peter Signer zeer betrokken en met hartenkracht intussen aanvullend heeft uitgegeven (in eigen beheer onder books on demand), completeren de reeds eerder gedrukte beschrijvingen en geven een fascinerend-schokkende inkijk in het leven na de dood. ‘Een buitengewoon en hoogspiritueel getuigenis van een authentieke communicatie na de dood’, oordeelt Siegwart Graf zu Eulenburg und Hertefeld, een nazaat van de componist. 


80CF016B-2FE3-45E1-B98F-5FA2D983B632_4_5005_c
Sigwart 

Hij was als luitenant in mei 1915 tijdens de Eerste Wereldoorlog bij een stormaanval op de hoogten van Gorlitze in Galicië gewond geraakt en na een ziekbed van drie weken op 2 juni ’s morgens om 3.30 uur in het lazaret van Jaslo aan zijn schotverwonding bezweken: op de leeftijd van 30 jaar. In de nacht voor zijn dood verscheen hij als geestgestalte aan zijn schoonzuster en zei tegen de langzaam ontwakende, nog wat slaapdronken vrouw: ‘Ik heb kracht nodig, Marie!’ Exact op het tijdstip van de dood werd Marie Fürstin zu Eulenburg-Hertefeld nog een tweede keer uit de slaap gerukt: ‘Het rommelde akelig over het hele land. Toen werd mij duidelijk dat een aardbeving de streek geteisterd had.’ 

 

4B6F1257-E633-4A85-8973-17F6ACEAE9EB_4_5005_c
Marie 

Ook Sigwarts zuster, de schilderes Augusta Alexandrine Gräfin zu Eulenburg-Hertefeld, door iedereen eenvoudig ‘Lycki’ genoemd, maakt melding van bijzondere fenome nen na de dood van haar broer. Zij vertelt dat ‘een merkwaardig gevoel zich van haar meester gemaakt had – ‘een onrust, een gedrongen worden iets te moeten doen’. Na een verblijf in een kliniek straalt haar wezen daarentegen ‘iets gelukzaligs’ uit – ‘een bovenaardse harmonie’, als zou zij de oorzaak voor haar verwarring gevonden hebben: namelijk de berichten van haar broer te noteren. Als medium, op spiritistische wijze, wat zij afwijst, wil zij met de overledene beslist niet communiceren: ‘Niet mijn hand wil hij schuivend van buitenaf beïnvloeden, ik zelf moet een deur in mijn hersenen openen, dan hoor ik zijn woorden, die ik moet opschrijven.’ Wat dan ook gebeurt. Sigwart, die zich vanuit het dodenrijk meldt, zegt daarbij: ‘Je zult je verwonderd hebben, dat ik vaak door jou iets bepaalds niet kan zeggen en ook daarover dat ik dan niet daarover sprak. Dat heeft verschillende redenen. Bijvoorbeeld dat jouw opnamevermogen niet zo passief is dat het het mij gemakkelijk zou maken zekere dingen op jou over te dragen, zoals bijvoorbeeld woorden en namen die jou vreemd zijn. Dat gaat niet – het zou alleen gaan met een geheel passief, willoos medium, wat jij – God zij dank – niet bent. Ons verkeer is in hoge graad een uitzonderingsgeval en daarom moeten ook de daarmee verknoopte voorwaarden streng in acht genomen worden.’ En op een andere plaats deelt de overledene mee: ‘Ik moet jullie zeggen dat twijfels van jullie kant mij nog steeds pijn doen. Niet in de zin zoals ze dat vroeger deden, nee, want werkelijk lijden ken ik niet meer, maar toch heeft de afwijzing van een mededeling van mij door wie dan ook van jullie zeer onaangename gevolgen. Jullie weten toch dat mijn wijze van overdragen nooit zo volmaakt kan zijn als een mededeling die via een medium woordelijk op papier geschreven wordt. Daar tegenover is mijn wijze van overdragen een veel hogere dan die van het automatische schrijven. Tot dat laatste is ook ieder laagstaand medium in staat, hier echter moet al een zekere graad van ontwikkeling aanwezig zijn, anders zou het onmogelijk zijn.’ 

9535B798-B03F-453A-861D-705003F8432B_4_5005_c
Augusta Alexandrine 

 

Mededelingen uit het hiernamaals 

Er volgen meer mededelingen van Sigwart uit het hiernamaals aan zijn zusters Tora en Lycki evenals aan zijn schoonzuster Marie en zijn nicht Dagmar – met potlood schriftelijk vastgelegde berichten die honderden bladzijden vullen, tot in de 1940er jaren ontvangen worden, later (vanaf 1950) gedrukt worden, oorspronkelijk echter alleen voor de directe familiekring bestemd waren: hymnische beschrijvingen van hoe het er in het hiernamaals uitziet; raadgevingen op een hoge, soms beslist gebiedende toon; lyrisch-verheven gebeden, meditatieteksten, hogere inzichten. ‘Jullie moeten aan mij als aan een lichtgestalte denken, die geen leed meer te dragen heeft’, wordt bijvoorbeeld door Sigwart gezegd op 29 juli 1915, dus kort na zijn overlijden. ‘Ik heb mijn dood zelf geschapen, omdat ik hier iets veel groters te doen had. Van deze werken vormen jullie je geen begrippen, ja, niet eens vermoeden kunnen jullie hoe schoon, hoe groot, hoe volmaakt zij zijn. Gezegend hij die ze mag vervullen!’ 

Ook Rudolf Steiner spreekt erover dat communicatie met gestorvenen mogelijk is: ‘Men kan, wanneer men wegen zoekt om met doden te communiceren, zelfs de mogelijkheid vinden in aardse woorden elkaar te begrijpen, aan de doden vragen te stellen, antwoorden te krijgen. Dan blijkt het eigenaardige dat de doden eerst het vermogen verliezen zelfstandige naamwoorden in hun taal te gebruiken, terwijl de werkwoorden nog lang in gebruik zijn bij de doden. En in het bijzonder spreken de doden zich gaarne door gevoelswoorden uit, door al datgene wat met het gevoel en het gemoed samenhangt.’ Zelfstandige naamwoorden gebruiken Sigwart en zijn kring tegen Steiners oordeel in beslist wel in hun mededelingen en slaan daarbij meestal een pathetisch verhoogde toon aan, wat blijkbaar bij overledenen en vogue is, omdat gestorvenen houden van het licht dweperig-over- drevene: vermoedelijk een resultaat van hun aangrijpende indrukken in het zielenen geestgebied. 

Echter: Belevenissen na de dood, zoals Steiner die in zijn boeken en voordrachten nadrukkelijk beschrijft, processen die overledenen kort na hun dood doormaken (herinneringstableau van het afgelopen leven, oplossen van het etherlichaam, Kamaloka), ontbreken nagenoeg bij de mededelingen van Sigwart en de andere overleden familieleden in zijn omgeving die zich eveneens posthuum tot hun nabestaanden richten. In plaats van bijvoorbeeld over een herinneringstableau, dat doden kort na de drempelovergang beleven, wordt over een soort ‘slaap’ gesproken, waarin de gestorvenen na het moment van de dood zouden vallen. Het oplossen van het etherlichaam in de macrokosmos wordt niet vermeld, evenmin als de beleving van de hemelvaart van Christus of het belangrijke bezinnen op het doodsmoment vanuit het gebied na de dood. Misschien omdat het onnodig leek mensen die met de anthroposofie vertrouwd waren, zoals de familieleden van Sigwart immers waren, over deze dingen in detail te informeren? Mogelijk. 


Twijfel aan de echtheid van de berichten: Steiner moet helpen

Ook de verwanten schijnen in de begintijd twijfels te hebben gehad of het bij Sigwarts mededelingen eigenlijk wel om echte berichten van de componist uit het hiernamaals gaat. Daarom wenden zij zich in deze zaak tot Rudolf Steiner; Sigwart behoorde immers tot de intieme kring van leerlingen van deze geestesleraar. Zo komt het in de winter van 1915 tot een bezoek van schoonzuster Marie aan Rudolf Steiner in Berlijn. Zij stelt hem voor enige tijd alle aantekeningen ter beschikking en wordt door de grondlegger van de anthroposofie verzocht na een paar weken terug te komen. Op 6 december van het zelfde jaar is het dan zo ver, vertelt Marie later in een in 1950 geschreven tekst: ‘Anderhalf uur lang nam Dr. Steiner met mij blad voor blad van de mededelingen door, stelde sommige onbegrepen gedeelten in het juiste licht, maakte duidelijk hoe Sigwart dit of dat bedoeld zou hebben, en stelde vragen aan mij. Dikwijls knikte hij bij het lezen met het hoofd en zei instemmend: ‘Heel goed beschreven’ - ,’goed uitgedrukt’ - , ‘treffende omschrijving’.’ Steiners conclusie: ‘Ja, dat zijn buitengewoon heldere, absoluut authentieke verslagen uit de geestelijke werelden. Ik zie geen reden u af te raden daar verder naar te luisteren, zo lang zij zich in deze sfeer bewegen.’ 

Herinneringen aan het aardse leven zijn voor gestorvenen volgens Rudolf Steiner een soort venster op de wereld van de levenden. ‘En het is bijvoorbeeld een wezenlijk hulp bieden aan de doden, wanneer wij in alle levendigheid aan hen denken, wanneer wij met name zulke gedachten naar de doden zenden die in een echt aanschouwelijke vorm datgene weergeven wat wij met de doden beleefd hebben.’ Ook Sigwart spreekt in zijn mededelingen tegenover verwanten over herinneringen, zelfs over herinneringen aan vroegere levens: ‘Juist wanneer jullie vaker spreken over de tijden die ik nog met jullie in het aardekleed doorbracht en daarbij vrolijk zijn, dan is dat voor mij altijd iets heel bijzonders, daar anders in zulke herinneringen zich toch al te graag verdrietige gedachten mengen.’ 


Rouw en verdriet 

Juist voor dergelijk verdriet echter, wat herinneringen aan overledenen bij nabestaanden beslist kunnen oproepen, heeft Steiner begrip: ‘Anthroposofisch georiënteerde geesteswetenschap heeft niet de taak op oppervlakkige wijze de mensen in hun verdriet te troosten, hun het verdriet uit hun hoofd te praten. Verdriet is terecht, men moet sterk worden het te dragen, maar men moet het zich niet uit het hoofd laten praten.’ Botho Sigwart zu Eulenburg daarentegen raadt nabestaanden rouw en verdriet af: ‘Je mag niet treuren wanneer een van onze geliefden de aardse omhulling verlaat. Je blijft toch verenigd, precies zoals op aarde, alleen heeft een deel nog niet het vermogen te zien. Jullie weten niet wat het voor ons, die geen lichaam meer hebben, betekent wanneer op aarde een mens die wij liefhebben om ons huilt! Het is het allermoeilijkste, omdat wij nog precies zo voelen als vroeger. Hoe zou zij op aarde geleden hebben jou zo verdrietig te zien, zij zou het niet verdragen hebben – en nu moet zij het verdragen! – Elke smartgedachte voelen wij precies zo als in onze aardetijd, want wij zijn toch de zelfden gebleven die jullie kenden en liefhadden.’ In een ander bericht van de edelman uit het hiernamaals zegt hij: ‘Juist in dit opzicht zijn de fysiek gestorvenen in een zo betreurenswaardige toestand, omdat zij met weinig uitzonderingen oneindig moeten lijden door het onverstandige verdriet van de achtergeblevenen. Dit verdriet groeit tot in het reusachtige en kwelt de arme geest ononderbroken. Daar kan hij zich niet aan onttrekken, alles bereikt hem immers – elke gedachte legt zich om hem heen als een dichte zwarte wolk waarin hij ten slotte dreigt te stikken.’ Op een andere plaats preciseert Sigwart zijn houding: ‘Ik ben niet dood. Ik herhaal het vandaag nog eens. Hebben niet enkele van jullie zich weer aan zulke gedachten overgegeven! Nee mijn geliefden, ik vraag jullie dringend, vernietigt deze afschuwelijke gedachte ‘dood’ nu eindelijk eens voor altijd! Voelen jullie niet de brandende pijn die zich dan van mij meester maakt?’ 

Vooral is het wel te sterk egoïstisch gekleurd verdriet van rouwenden, die zich ongeremd in hun leed laten gaan, wat doden klaarblijkelijk smart berokkent. Mijn persoonlijke ervaring hierin: Wanneer je als nabestaande te sterk in aardse herinneringen aan overledenen verzinkt, zich het onherroepelijke vrijwel ononderbroken voor ogen stelt, word je door verdriet overweldigd en baad je in een zee van tranen. Wanneer de overledene daarentegen als aanwezig en levend beleefd wordt – hoewel hij natuurlijk nooit meer in zijn oude vorm op aarde zal verschijnen – kan dit in bijzondere, genadevolle ogenblikken tot intensieve geluksgevoelens en hoge vreugde, tot gelukzaligheid schenkende liefdeservaringen en intensieve wezensverbindingen leiden. Het gaat er dus voor de rouwende om zijn aandacht weloverwogen zo te richten, dat pijn en verdriet voor levende en gestorvene zo veel mogelijk vermeden worden, doordat hij zich in plaats van op het tranendal op het gebied concentreert dat zich aan het andere einde van de brug, die naar het hiernamaals leidt, bevindt en daar opbloeit. Waarschijnlijk is dat waar Sigwart ons opmerkzaam op wil maken. 


In recordtijd naar het Devachan 

‘Slechts zo lang de mens nog iets heeft wat hem naar het fysieke bestaan trekt – lagere genietingen, zo lang blijft hij in het astrale leven van de Kamalokatijd. Wanneer hem dan niets meer omlaag trekt naar die tijd van ontwenning, dan is hij bekwaam geworden in de geestelijke wereld te leven, dan treedt een derde lijk uit de mens’, deelt Rudolf Steiner mede over de zogenaamde ‘Kamalokatijd’, dat wil zeggen over die periode in het leven na de dood, die vol ontbering en leed is voor de mens, ‘daar hij zijn begeertes moet afleggen om zich in de geestelijke wereld in te leven.’ Terwijl het verblijf van een mens in het Kamaloka normalerwijze ongeveer een derde deel van zijn afgelopen leven duurt, schijnt dat bij Sigwart anders te zijn, daar hij blijkbaar geestelijk verder ontwikkeld is dan de meeste anderen. Reeds op 11 juni 1916, dus maar een goed jaar na zijn overlijden, vertelt hij over belevenissen in de Devachanwereld: ‘Ik, Sigwart, ben weer bij jullie. Komt met mij naar de hoogten van mijn hemel en volgt mij in gedachten, wanneer ik jullie verder van hier bericht. Het wezen van het zogenaamde Devachan of de hogere hemelsfeer, zoals wij het willen noemen, bestaat hoofdzakelijk uit de harmonische rust die uit de gelijkmatige gewaarwordingen ontstaat. Dat is het eerste, zo heerlijk weldadige gevoel dat men hier heeft. Daar is niets meer wat tegen elkaar in vloeit, geen stromen die maar half zijn, geen gedachten die zich willen belichamen tot alle mogelijke doelen, zoals men het dikwijls beleefd en als grote onrust beleefd heeft. Oneindig weldadig is de plotselinge rust te midden van de miljoenen stromingen, kleurenspelingen, klanken, gedachten, die echter alle geheel harmonisch in elkaar overgaan. Dat is een toestand van de hoogste gelukzaligheid.’ 


Strenge meestertaal en de grondlegger van de Christengemeenschap

Al gauw na het begin van de mededelingen uit het bovenzinnelijke ziet Sigwart zich als geestelijk leider voor zijn nabestaanden. Hij geeft hun adviezen, soms in een wat strenge ‘meestertaal’, kritiseert dikwijls hun zwakten, bijvoorbeeld ongeconcentreerdheid en onrust, verheugt zich over zijn speciale positie in de geestelijke wereld en geeft aanwijzingen ‘in opdracht van hogeren’, die hij evenwel nooit zo gedetailleerd beschrijft als bij voorbeeld de ‘Wetenschap van de geheimen der ziel’ doet bij de beschrijvingen van de engelhiërarchiën: ‘De vaste grond behouden en zich laten zweven! Zich aan de stroom toevertrouwen maar niet door hem laten meesleuren! Niet zelf meer willen dan jullie gegeven wordt!’ Zijn nicht adviseert hij: ’Je moet in het zichtbare dat tot stand brengen wat ik in het onzichtbare doe.’ Marie raadt de edelman uit het dodenrijk aan van het gewone, hersengebonden denken afstand te doen: ‘Niet denken, zich laten leiden en alle bronnen openen, dat is dan het moment waarop ik jullie heel, heel nabij kan zijn. Stemt in – denkt de innerlijkste kern van de liefde, opgegaan in een atoom.’ Op een bepaalde plaats verlangt Sigwart van zijn leerlingen op aarde zich door hem en andere hoge wezens ‘in blind vertrouwen – volledig in God rustend – te laten leiden’. Maar het ‘blind’ verlangde volgen om hogere ervaringen te krijgen, de onvoorwaardelijke devotie, relativeert hij op een andere plaats weer en benadrukt dan stellig hoe belangrijk bij de geestelijke weg vrijheid en inzicht zijn: ‘Wees je ervan bewust, dat nooit iets geëist wordt dat jullie hoger inzicht en dus ook jullie bereidwilligheid ontbeert. Want de dingen die omwentelend op jullie leven moeten inwerken, kunnen alleen met jullie als actieve medewerkers en niet over jullie hoofden heen ondernomen worden... Dus zijn jullie altijd zelf de schepper van jullie eigen karma, jullie geluk en jullie leed.’ Grondregels die klaarblijkelijk ook de grondlegger van de Christengemeenschap, Friedrich Rittelmeyer, lijkt te delen. Hij heeft tenminste geen schroom zich samen met Sigwart in de jaren 1940 uit de hogere werelden te laten horen, zoals uit de in 2019 verschenen ‘Mededelingen van Sigwart zu Eulenburg uit het leven na de dood tot dusver ongepubliceerd’ op te maken is. 


Een nicht spreekt uit het hiernamaals 

Na haar dood in 1935 begint ook Sigwarts nicht, Dagmar von Pannwitz, berichten door te geven uit het geestelijke gebied. De overledene ontmoet zelfs Rudolf Steiner. In een van haar berichten geeft zij echter in overweging dat er nog hogere wijzen van communicatie met doden zijn dan die Sigwart praktiseerde. Die had voor zijn vader op 9 oktober 1915 de door hem verkozen methode precies beschreven: ‘Je moet, wanneer je de drang tot schrijven in je voelt, alle gedachten wegjagen die over andere geestelijke elementen gaan, welke misschien via jou willen schrijven.’ Dan geeft Sigwart zijn vader een spreuk, waarmee Philipp Fürst zu Eulenburg zich met zijn overleden zoon moet verbinden, en vervolgt: ‘Dan moet je nog een klein ogenblik wachten voor je begint te schrijven, opdat alles om je heen helder wordt. Als er dan een rust over je komt en een onbestemd geluksgevoel, begin dan te schrijven.’ 
 
B8A0FEB5-C0CB-499B-8A47-F583A786D126_4_5005_c
Dagmar 

Dagmar daarentegen beschouwt de schrijfcommunicatie vanuit het gebied na de dood toenemend kritisch, hoewel zij er paradoxalerwijze trouw aan blijft. Tegen Marie Fürstin zu Eulenburg-Hertefeld uit de overledene zich op 12 december 1935 als volgt: ‘Nu zou een regelmatig schrijfcontact tussen ons niet goed zijn, het is immers in zeker opzicht het vastklampen aan iets dat je moet ontgroeien, en dat jou op andere wijze veel schoner en volmaakter beschreven wordt. – De sfeer van dit contact is iets waar wij bovenuit moeten groeien.’ 

Slot Liebenberg heden en een verzetsstrijdster 

Tegenwoordig bevindt zich het graf van Botho Sigwart Graf zu Eulenburg direct voor een machtige eik in de achterste hoek van het door de beroemde tuinarchitect Peter Joseph Lenné ontworpen park van slot Liebenberg. Dat valt vooral op door architectonische accenten in de stijl van de neo-Renaissance. Het historisch belangrijke, imposante landgoed, waar keizer Wilhelm II dikwijls te gast was, maar ook Rudolf Steiner, nazi-verzetsstrijders en later zelfs Hermann Göring of DDR-grootheden langskwamen, ligt ongeveer 50 kilometer ten noorden van Berlijn te midden van een landschap dat door diepe meren, gemengde bossen, licht heuvelachtig terrein en weilanden gekenmerkt wordt. Sinds de achtste eeuw na Christus lieten ook Slaven sporen van nederzettingen achter, die in hun cultus heilige wouden en bomen vereerd hebben. 

EEA3B19F-BE09-4CFB-AE2E-3D26BA0B8C9E_4_5005_c

Het graf van Sigwart op landgoed Liebenberg 

In het slot zelf, dat inmiddels als conferentiehotel in gebruik is en uitermate vriendelijk personeel heeft, bevindt zich ook de huiskapel met plafondbetimmering, zuilen en stuc-elementen in neoromantische en neo-Renaissance stijl. Daar vonden herhaaldelijk belangrijke spirituele bijeenkomsten van de familieleden van Sigwart plaats. Tegenwoordig wordt de ruimte graag voor huwelijksvoltrekkingen gebruikt en heeft deze nog een groot potentieel voor intensieve spirituele ontmoetingen. Korte teksten en foto’s herinneren daar ook aan de dood van vorstelijke kleindochter Libertas Schulze-Boysen. Zij was tijdens het naziregime lid van de verzetsgroep ‘Rote Kapelle’ en werd in 1942 kort voor Kerstmis door de nazi’s in Berlin-Plötzensee geëxecuteerd. 

88E97D2F-DF26-46BA-9812-AEF9A330C01F_4_5005_c
Slot Liebenberg 


Heilig woud met offerplaats en golvenkringen van occulte kracht

In verscheidene berichten beschouwt Sigwart slot en landgoed Liebenberg met het aangrenzende park als een ‘geestelijk centrum’. Ook over een ‘heilig woud met zeven oeroude eiken’, in welks gebied zich heden waarschijnlijk zijn graf bevindt, spreekt hij. ‘Het is een oord waar hoge cultus tot uitdrukking gebracht werd, een woud met offerplaats dat aan de god van de aarde gewijd was.’ Een gebied dus dat eens een grote betekenis moet hebben bezeten: ‘Het was in die tijd een middelpunt dat welhaast met orakelen cultusplaatsen als Delphi te vergelijken was en dat voor deze streek groot en machtig was.’ 
Wie tegenwoordig het areaal met zijn oude bomenbestand betreedt, bemerkt direct de bijzondere atmosfeer van de genius loci (de geest van de plek). De machtige eik bij het graf kan op stralengevoelige wijze als ‘krachtplaats’, als zogenaamde ‘blinde bron’ (blind spring) waargenomen en bepaald worden. Botho-Sigwart bevestigt deze waarneming: ‘Nog steeds bestaan deze kringen, daar ze enorm sterk waren. Jullie moeten je dat voorstellen als golven die door een in het water gevallen steen worden veroorzaakt en op een bepaalde afstand van het middelpunt bevroren blijven staan. Het zijn dus cirkelgolven van occulte kracht.’ In een posthume mededeling van Goede Vrijdag, 26 maart 1948, aan een nabestaande onderstreept Dagmar von Pannwitz de buitengewone betekenis die Liebenberg spiritueel bezit: ‘Herinner je je, Sigwart en ik hebben meermaals over Liebenberg als een bijzonder punt op aarde gesproken. Over de littekens van de Verlosser, die ook het aardelichaam draagt, en dat een daarvan in de Liebenberger grond verankerd is. Deze heilige oorden kan men beschrijven als met een wolk die daarover ligt. Die vormt de verbinding tussen het aardelichaam en de kosmos.’ Dat zijn woorden die aan uitzonderlijke plekken van de aarde herinneren, zoals die ook door andere culturen, bijvoorbeeld door inheemse volken, als ‘heilig’ vereerd worden. Weliswaar maakt Sigwart later in een bericht duidelijk dat er bijzondere inspanningen nodig zijn om deze buitengewone status te bewaren. Want het Derde Rijk, vluchtelingenleed tijdens de Tweede Wereldoorlog en de DDR-dictatuur hebben op het Liebenberger gebied sporen achtergelaten: ‘Wij hebben jullie volledige krachten en de krachten van velen die jullie ons nu brengen nodig om Liebenberg te zuiveren. Er is te veel grauws en duisters de laatste jaren daar blijven hangen.’ 


Heilige muziek en Sigwarts missie 

Wie tegenwoordig door het in het Löwenberger land gelegen park slentert en eerst wellicht langs het in 1876 gebouwde bekoorlijke theehuis komt, bereikt al gauw het zogenaamde ‘Lindenhuis’, dat zich aan het eind van een lindenlaan bevindt. Tot zijn bewoners behoorde ook de componist, die zijn adellijke titels ter zijde liet en zich als kunstenaar gaarne eenvoudig ‘Botho-Sigwart’ noemde en daar met zijn echtgenote, de sopraan Helene Staegemann, woonde. De muziek was als het ware Sigwart in de wieg meegegeven, daar zijn vader niet alleen succesvol was als intieme vriend en raadgever van de keizer en als belangrijke ambassadeur en diplomaat (die later door weliswaar doorzichtige intriges van zijn tegenstanders ten val werd gebracht), maar ook als schrijver van de door hem dan getoonzette ‘Skaldengezangen’ en de toen buitengewoon populaire ‘Rozenliederen’ in de voor die tijd typische wilhelminische salonmuziekstijl, waarvan meer dan een half miljoen exemplaren verkocht moeten zijn. 

Geïnspireerd door de muzikaal bedreven vader componeert Botho Sigwart Graf zu Eulenburg al met acht jaar kleine muziekstukken voor piano evenals liederen voor religieuze teksten, die hij zelf begeleidt. Graag improviseert hij op de vleugel als de keizer weer eens op bezoek is. Deze bestelt bij de elfjarige zelfs variaties op de Dessauer mars: een compositie die door Sigwart in Wenen zelf gedirigeerd en ook op andere plaatsen uitgevoerd wordt. Na het eindexamen gaat hij op uitnodiging van Cosima Wagner naar Bayreuth, neemt deel aan de repetities voor de opera’s en valt meer dan eens bij het dirigeren in. In München studeert hij geschiedenis en filosofie. Op een proefschrift over de organist en componist Erasmus Widmann promoveert hij, maakt echter daarbij nog een muziekstudie af, waarbij hij Albert Schweitzer leert kennen. Zijn beroepsopleiding voltooit hij tenslotte in 1900 bij Max Reger in Leipzig. Zijn oeuvre omvat heel wat liederen met pianoen luitbegeleiding, onder meer nog een vioolsonate, twee kerstspelen en twee pianosonates. Voor het antieke Griekenland is hij na een studiereis laaiend enthousiast en schrijft voor Ernst von Wildenbruchs ‘Liederen van Euripides’ een opera, die vijf maanden na zijn tragische dood met groot succes in Stuttgart wordt opgevoerd. Het muziekdrama ‘Hectors uitvaart’ was door Wilhelm Furtwängler reeds voor de oorlog in de Berliner Philharmonie ten gehore gebracht. 
Voor het muzikale werk van Sigwart heeft Johannes Greiner zich zeer verdienstelijk gemaakt. Hij heeft niet alleen het notenschrift van de pianosonate in D groot, die graag als ‘oorlogs-sonate’ wordt aangeduid daar deze in de loopgraven ontstond, in een uitgave van Edition Widar gepubliceerd en daarmee leven en scheppen van de vroeggestorven componist erkenning gegeven, maar van hem ook een inventaris van zijn werken gepubliceerd. 

Zelfs in het leven na de dood was Botho-Sigwart als componist actief, wanneer je zijn woorden wilt geloven. Zo deelt hij op 8 augustus 1915 mede: ‘Het is een reeks zeer moeilijke symfonieën die ik moet scheppen. Een is bijna voltooid. Jullie zouden verbaasd zijn wanneer jullie ze konden horen, want deze muziek is toch heel anders dan alles wat ik op aarde schiep, alleen de grondtoon is de zelfde. Ik moet in totaal zeven symfonieën scheppen... Het hoofddoel is de gezindheid op aarde in een andere baan te leiden. Deze muziek is verdeeld in de meest verschillende sferen, die jullie wereld omgeven, en deze invloed is enorm. Misschien kunnen jullie niet goed begrijpen dat door muziek de mensheid meer doorgeestelijkt moet worden, maar het is zo. De muziek is de hoogste kunst, alleen zij kan indirect op de mens inwerken. Hij weet en hoort daar niets van, daar zijn aardse omgeving hem geheel vervult, en toch moet hij naar deze stem luisteren. Dat zijn wij, ons werk!’ 

Om zijn verwanten een nauwkeuriger voorstelling van deze heilige muziek te geven, geeft Sigwart op 8 november 1915 details prijs: ‘Denk je bijvoorbeeld in, dat duizend heerlijke tenoren een en hetzelfde lied zingen en dat dit gezang van de hoogste bergen in de meest veelsoortige variaties en accentueringen omlaag klinkt naar de stille dalen, - zo ongeveer krijgen jullie misschien een begrip. Uiteindelijk werkt alles samen: gedachten, gevoelens, tonen en kleuren, ook deze weer ingedeeld in heel grote groepen, die gelijktijdig hun kunst of vermogen uitstromen met een kracht, die hemelse sferen en ook delen van de aarde doet beven.’ 

Natuurlijk zijn op de twee inmiddels beschikbare CD’s met muziek van Botho-Sigwart, die bij het Parzival Verlag en bij Pink Tonträger verschenen zijn, dergelijke klanken niet te horen. Maar in elk geval brengen deze opnamen een kleine indruk van de kwaliteit van de vroeggestorven componist over. Cellist Ekkehard Hessenbruch, die samen met pianist Martin Pillwein verantwoordelijk was bij het Pink-Tonträger-CD-projekt, beschrijft Sigwarts muziek als ‘zeer gevoelige en op de een of andere manier niet definitief geaarde muziek.’ Zij zou iets ‘zwevends’ hebben. De componist zou als zoekende ‘op een relatief hoog kunstzinnig niveau’ op een ‘ontroerende manier’ met zichzelf worstelen.
 
Jammer, dat op zijn minst het ‘Musikfest Liebenberg’ in 2022 zonder stukken van Sigwart werd uitgevoerd. Ten minste, de naam van deze componist werd tevergeefs in het programmaboekje gezocht. Maar wat niet is, kan nog komen. Het is de hoogste tijd dat deze anthroposofische musicus, die ook uitmuntend gitaar gespeeld zou hebben, herontdekt wordt. Zijn missie was het ten slotte met zijn muziek en zijn berichten Christus in de strijd tegen duistere machten te steunen: een spiritueel voornemen dat tot op heden niets van zijn actualiteit verloren heeft, zoals de huidige bewustzijnscrises overal in de wereld laten zien. Bij de mededelingen van Botho Sigwart Graf zu Eulenburg en zijn kring, die lange tijd door een groep geëngageerde anthroposofen en door enkele leden van de Christengemeenschap verzorgd en gemediteerd werden, kunnen door kritische tijdgenoten zeker kritische vragen gesteld worden – aan de achtergeblevenen bieden ze in elk geval troost. Om het even hoe men dus deze berichten uit het hiernamaals tenslotte classificeert en beoordeelt: Ons mensen brengen zij het belangrijke doel, een brug tussen levenden en doden tot stand te brengen, een enorm stuk naderbij. 

Verwijzingen
1 CD: Botho Sigwart zu Eulenburg: Sonate E-Dur für Violine und Klavier, op. 6; Ode der Sappho für Rezitation und Klavier, op. 18; Vier Lieder für hohe Stimme und Klavierbegleitung, op. 7; Weihnachtssonate A-Dur für Klavier, op. 14, Parzifal Verlag, https://www.parzifal.ch
2 CD: Eulenburg: Streichquartett in H-Dur op. 13 (Botho-Sigwart-Streichensemble); Klaviersonate in D-Dur op. 19 (Martin Pillwein), www.pink-tontraeger.de
3 Johannes Greiner (Hrsg): Botho Sigwart Graf zu Eulenburg: Klaviersonate D-Dur, Edition Widar
4 Rudolf Steiner: Das Leben nach dem Tod, ausgewählt und herausgegeben von Frank Teichmann, Taschenbuch, Themen aus dem Gesamtwerk 10, Verlag Freies Geistesleben
5 Peter Signer (Hrsg.): Mitteilungen von Sigwart aus dem Leben nach dem Tod bisher unveröffentlicht, books on demand, http://www.mitteilungen-von-sigwart.com/
6 Peter Signer (Hrsg.): Mitteilungen von Dagmar aus dem Leben nach dem Tod, books on demand, http://www.mitteilungen-von-sigwart.com/
7 Sigwart Graf zu Eulenburg: Brücke über den Strom. Mitteilungen von Sigwart Graf zu Eulenburg aus dem Leben nach dem Tode 1915-1949, Oratio Verlag.