Lezing over mindful thinking - deel 2

21-03-2018 Artikel van Mieke Mosmuller

Lees het eerste deel ...

Nu is het natuurlijk zo, dat wanneer je een aandachtstraining doormaakt, zo, dat je met een gewetensvolle, rustige, niet oordelende, niet strevende aandacht in het moment bent, dan zou je je eigenlijk ook moeten afvragen: Wat is eigenlijk de betekenis van het verleden en wat is de betekenis van de toekomst?

Het is duidelijk, wij worden heel sterk uit de momentbeleving weggetrokken, doordat we in gedachten zitten. Of staan. Daardoor ben je er niet echt bij. Je zou kunnen zeggen: dat zijn altijd gedachten die uit het verleden komen. Soms ook heel concreet, dat een gesprek dat je even daarvoor gehad hebt, nog na circuleert en niet wil ophouden, dat is echt het verleden.

Maar we kennen natuurlijk ook de gedachten die ons afleiden die te maken hebben met wat we allemaal nog gaan doen. Dat is de toekomst. Daar heb je meer te maken met de activiteiten die je nog gaat verrichten. In het denken zit je meer in het verleden en wanneer die activiteiten die je nog moet gaan verrichten in je gedachten komen, zit je te ver vooruit. In beide gevallen mis je het moment.

Stel nu, je hebt dat probleem ver opgelost, en het lukt je om in het leven er echt te zijn? Steeds beter en beter? Wat is dan nog de betekenis van verleden en toekomst?

Je kunt zeggen, daar hebben de fi losofen zich het hoofd over gebroken. Maar er zijn ook mensen, broeders en zusters, die dieper kunnen kijken dan een fi losoof, en die hoeven het hoofd niet zo zeer te breken - daar breekt misschien meer het hart.

Die dieper kijken dan een fi losoof weten, dat denken, het pure denken echt concreet met het verleden te maken heeft. Daarmee bedoel ik, dat wanneer je daarin een speurtocht naar het verleden zou kunnen maken, niet zoals de psycholoog dat doet maar in spirituele zin, dan zou je echt in de aard van het denken kunnen onderduiken en dan als het ware op de stroom van de tijd terug kunnen varen het verleden in.

Dan zou je vinden dat alles wat denken is, niet het hebben van gedachten, maar echt denken, dat dat er al was voordat je geboren werd. En dat het er zelfs al was voor de conceptie. Dat het iets is wat komt uit een tijd, die je het voorgeboortelijke bestaan zou kunnen noemen. Dat zou voor iedereen die zich moeite wil doen ook na te volgen zijn. Niet meteen, niet vandaag of morgen. Maar wanneer je evenveel tijd en met een niet oordelen, geduld, eindeloos opnieuw beginnen, vertrouwen, niet streven, acceptatie, loslaten, zou kunnen opbrengen voor dat teruggaan in de tijd, dan zou iedereen uiteindelijk komen op een punt waar je zegt: ja hier houdt eigenlijk mijn gewone herinnering op en dit is het eind van een spirituele herinnering. Die spirituele herinnering voert mij terug naar het voorgeboortelijke, en wanneer ik in staat ben heel ver terug te gaan, dan voert die bezinning in de tijd mij zelfs terug naar een vorige incarnatie. Je bent dan natuurlijk niet bewust in het nu. Maar je bent dan toenemend bewust in dat waar je eigenlijk vandaan komt.

Je kunt je ook bezinnen op wat je nu eigenlijk doet, wanneer je waarneemt met de zintuigen. Dus je richt niet zo zeer je aandacht op de waarneming op zich, wat je in de mindfulness wel doet - daar kijk je eigenlijk niet zo naar, maar je kijkt naar wat je doet als je waarneemt. Wat is precies de zieleactiviteit als ik het zo noemen mag? Waarmee richt je je aandacht naar het zien, naar het horen, naar het tasten, naar het ruiken, proeven, etcetera? Wat is het precies wat ik dan doe?

En wanneer je dat op het spoor komt, ontdek je dat dit een tegengestelde beweging is van de denkbeweging. Daar is helemaal geen neiging om naar het verleden terug te gaan. Maar dat is een beweging waarvan je zou kunnen zeggen: die is gericht op iets.

Daar zet je een bepaalde kracht in waardoor je je aandacht richt. Waardoor je met het oog daarheen kijkt, of daarheen kijkt. Waardoor je luistert naar wat je aan geluiden hoort. En waardoor je misschien de rozengeur ruikt of de leliegeur...

Het ruiken van de geur is de ervaring van het nu. Maar het richten van de aandacht is toekomst beweging. Dat is een beweging die in het nu begint en die naar de toekomst verwijst. Dat kun je leren voelen, beleven. Wanneer je dan het moment beleeft, waarin je met de volle aandacht erbij bent ... waarbij je de gewaarwording hebt dat je met je hele wezen er echt bent, dan kun je in dat moment voelen hoe de stroom uit het verleden in dat moment zich inrolt, als het ware, en hoe aan de andere kant de stroom van de tijd uit de toekomst zich ook in het moment inrolt. Maar in een omgekeerde beweging. En je voelt je dan in het wervelpunt van de tijd waar het moment leeft, wat op het moment dat je je bewust wordt dat het het moment is, al niet meer dat moment is.

De mens heeft de mogelijkheid om veel verder in de zelfkennis door te dringen dan wat zo door de natuur gegeven is. Dat is een gehoor geven aan een oude oproep die in de tijd van Socrates al door hem werd geuit: Oh mens, ken uzelf!

En dat betekent, dat je niet stil staat alleen in het moment dat gevolgd wordt door het volgende moment, maar dat je jezelf als staand, als wordend, in het tijdsverloop leert beleven, als een in elkaar grijpen, rollen, stromen van dat wat uit het verleden komt en wat jij was... En dat wat naar de toekomst toe gaat, wat jij worden zult, wat je zult zijn. Dus je hebt niet alleen de genade van het moment, maar je hebt een zelfde gewetensvolle aandachtige bewustheid voor wat uit het verleden jij was. En voor alles wat met jou samenhangt, en wat in de toekomst jij zult zijn.

Zo kun je zo’n ’stoel’ meditatie doen, een waarnemingsmeditatie of een roosmeditatie, waarbij je je dan probeert steeds intensiever bewust te worden dat het moment niet het enige is wat telt, maar dat in het moment voortdurend een stroom van wijsheid uitbloeit.

Het denken gaat niet verder dan het huidige moment. En het volgende moment is het natuurlijk weer verder, maar dan is het ook dat volgende moment. Het denken op zich als tijdsgebeuren, als tijdstroom ... bloest niet over het moment heen. Wat het wel doet is zich opbollen tot het hebben van gedachten. En dat is iets waardoor je het denken zelf niet gewaar wordt. Wanneer je dan zo’n waarnemingsmeditatie doet waarbij je die stroom van het denken uit het verleden tot in het nu als zingevend element in jou leert kennen, dan kun je er ook toe komen om de blikrichting om te keren.

Wanneer je het denken als een gewetensvolle aandachtige zingevende kennis, wijsheid, hebt leren kennen, die zich in jou voltrekt met jouw medeweten, dan kun je ook omkijken. Omkijken naar diegene die dit allemaal aan het doen is. Dan richt je de waarnemende blik, die dan tegelijkertijd denken is, niet naar een uiterlijke waarneming. Maar die richt je op jezelf. Op het zelf! Op diegene wiens naam je voortdurend uitspreekt, wanneer je over jezelf spreekt. Je richt de blik mindful, denkend, waarnemend op “ik”!

Wanneer je een voorbereiding hebt getroffen, als meditatie waarbij je het denken in de waarneming vindt, dan wordt die waarneming van het eigen ik iets heel anders dan dat je die hebt wanneer je zelfgevoel hebt, waar je ook ik tegen zegt.

Je leert om precies zoals je de roos en de lelie in het moment kunt waarnemen zonder te oordelen, in alle geduld, in alle aanvaarding, zonder streven, zonder meningen, zoals je met de mindfulness een roos kunt waarnemen, zo leer je, omdat je het denken daarin gevonden hebt, ook om te kijken naar dat wat ik is.

En dan wordt het eigen zelf, het eigen ik, een fenomeen. Ik bedoel daarmee een iets dat verschijnt. Niet iets wat je bedenkt. Ook niet iets wat je beoordeelt of waarvan je moet zeggen: nou ja dat is mijn ego, daar moet ik vanaf.

Het is een fenomeen. Fenomenaal zou je kunnen zeggen. En dat geldt voor ieder ik! Wanneer je ertoe zou kunnen komen om met die uit de waarneming gedestilleerde zuivere denkactiviteit, die er altijd is en die je niet bewust bent, je ik, diegene waar jij ik tegen zegt, zou kunnen beschouwen - wat dan werkelijk gehoor geven zou zijn aan de oproep: Mens ken uzelf! - wanneer je dat zou doen, dan zou je iets heel wonderlijks ontdekken. Je zou namelijk ontdekken, dat alles wat je tot nog toe hebt waargenomen, met je gewetensvolle denkende aandacht, als het ware kant en klaar voor jou er is. En wanneer we hier deze roos aanschouwen of we bekijken de stoel, dan hoeven we die niet eerst te scheppen om hem te kunnen waarnemen.

Het ik doet zich ook voor als gegeven. Dus in die zin zou je kunnen zeggen dat er geen verschil is. Want wanneer je de blik naar binnen richt, tref je dat ik daar aan. Je weet dat je er bent. En je kijkt nu met een wat helderder blik dan wanneer je jezelf alleen maar voelt of op een gewone manier gewaar wordt, want je hebt je denken verlicht, letterlijk en dat verlichte denken richt je nu op je ik.

Je bemerkt dat het er dus blijkbaar is en je vergeet alle filosofische beschouwingen die beweren dat het ik een illusie is, of dat het ik alleen maar een voorstelling is, of dat het ik een soort uitscheiding van het lichaam is, of dat het ik uit de geestelijke wereld komt, uit de hemel. Je vergeet dat! Dus je denkt ook je eventuele spirituele begrippen niet, je keert alleen de denkende blik naar het ik, om het ik daar waar te nemen.

Het ik is er, wat het ook is.

Maar de wonderlijke ontdekking is, dat het weliswaar er is, maar dat je niet zo daarbuiten staat als je wanneer je de roos denkend bekijkt. Daar heb je de indruk, bij de roos, die is buiten mijn toedoen gegroeid en zelfs buiten mijn toedoen in deze vaas terecht gekomen. Zo, zoals zij nu in het moment is, dat is buiten mijn toedoen tot stand gekomen.

En nu kijk ik naar het ik. Wanneer je dat als fenomeen kunt beschouwen, dan word je met zekerheid gewaar: hier ligt een vrijheidsmoment. Hier is het niet zo dat het klaar is, wat ik daar aanschouw. Ik aanschouw iets, waarvan ik precies weet wat het is, hoewel ik het veel moeilijker zou kunnen beschrijven of tekenen dan de roos. Maar ik weet, ik ben er heel intiem mee verbonden en ik weet dat het niet zijn uiteindelijke gestalte heeft. Ik weet dat het onderweg is. Dit is ook een momentopname. Er is een verleden, voor dit ik. En er is een toekomst die vanuit de verte naar dit ik zich toe beweegt, daar kan ik niet zo heel veel aan veranderen. Maar het antwoord, dat ik geef op alles wat op mijn weg komt? En ook op mijn weg gekomen is?

Daarin ligt een vrijheidsmoment. Je zou kunnen zeggen: daar heb je de mogelijkheid om in vrijheid te bepalen wat, wie ik verder worden wil. Je kunt natuurlijk niet afzien van wat er al is... Maar je kunt wel een gewetensvol vooruitzicht hebben voor dit ik. Door de aandachtige gewetensvolle aanschouwing van dit fenomeen dat je zelf bent, kun je weten: zo wil ik eigenlijk zijn! Zo wil ik worden, zo ben ik nog niet. Maar zo zou ik willen worden. En je weet dat er een mogelijkheid is, dat je dat wat je wilt, ook enigszins zou kunnen realiseren. Dat is het wonderlijke dat je ontdekt, wanneer je het eigen ik gewetensvol, aandachtig denkend aanschouwt. Er bestaat werkelijk een mogelijkheid tot zelfbestemming in het ik.

Natuurlijk is er een heel deel al bestemd. Je weet: als je straks hier de deur uit gaat en je denkt misschien, nou ik moet naar de parkeergarage bij de opera ... maar ik loop nu eens eerst die kant op, ik ga niet meteen dat straatje en die brug over, maar ik loop nog even de andere kant op, daar waar vroeger het Binnengasthuis lag en daar ga ik nog even kijken. En dan struikel je over een steen en breekt je arm, of zoiets. Als je de andere kant opgelopen was dan had je die steen niet voor je voeten gehad. Je kunt niet zeggen dat je in alles zelfbepaling toepast, want je doet bepaalde dingen, zonder dat je nu heel precies weet waarom, je weet alleen: ik wil dat zo en dan gebeuren er dingen of er gebeuren dingen niet. Het kan ook zijn dat als je de andere kant op was gegaan, je in het water was gevallen. Nu loop je die kant op en gebeurt er niets en dan weet je niet dat je in het water was gevallen als je de andere kant op was gegaan. Het is dus beslist niet zo, dat de mens in staat is vanuit dat punt van erkenning van het ik als een zeker vrijheidsmoment, alles in de eigen hand te hebben. Dat is natuurlijk onzin.

Maar er is een aspect in het ik dat wezenlijk anders is dan in alle andere dingen in het hele bestaan. En dat zou je de zin van het ik, de betekenis van het ik kunnen noemen. Dat het zichzelf tot op zekere hoogte ook vorm mag geven.

Er is een prachtig geschrift van een schrijver uit de Renaissance, Pico della Mirandola. Het draagt de titel ’De waardigheid van de mens’. Hij leefde in de 15e eeuw. Hij erkende: de mens verschilt in de schepping van alle andere geschapen wezens, omdat hij in het ik de vrijheid van de zelfbestemming heeft.

Dat leer je kennen, wanneer je vanuit de mindful waarneming komt tot een mindful denken in de waarneming en dan datgene, wat je daar vindt, richt op diegene die jij bent.

Daar heb je geen uiterlijke lichaamszintuigen voor nodig. Het is een innerlijk zintuig dat dan in de waarneming wordt gebracht. Een soort van ’zin’ die je in jezelf hebt, die je voortdurend gebruikt. Want je weet voortdurend dat jij jij bent. En nu wordt in het waarnemen ervan het heldere bewustzijn gebracht.

Dat is een andere manier om het egoïsme te overwinnen. Één van de prachtige uitspraken van Rudolf Steiner is: de zelfzucht is zucht naar het zelf.

En die zucht naar het zelf is bevredigd wanneer het zelf gevonden is. Dan heeft die zelfzucht geen functie meer. Dat is een heel andere manier van overwinnen van het egoïsme dan te proberen van het ik af te zien.

Het ik heeft een onnavolgbare impulsiviteit in zich, om altijd weer opnieuw de kop op te steken. Dus je kunt je heel veel moeite doen om je van het egoïsme te bevrijden, het zal altijd toch weer op een ander onverwacht punt plotseling de kop op steken, omdat het zich erkend wil voelen en omdat het gevonden wil worden.

Ook daarvoor geldt natuurlijk: wanneer je één keer de blik fenomenaal op het ik hebt gericht dan betekent dat natuurlijk niet dat je geen egoïst meer zou zijn - maar iets ervan is er dan toch ’afgevallen’.

Zo vind je een andere manier van in de wereld staan, die naar mijn overtuiging nog rijker is dan de wijze van in de wereld staan die bestaat uit het in het moment er zijn. Wanneer je in het moment er kunt zijn, maar je kunt tevens datgene wat je uit het verleden geworden bent in dat moment erkennen, en datgene wat uit de toekomst naar je toekomt - wat je nog wil worden - kunt erkennen, dan is dat moment geen punt, maar wordt een “al” op zich.

Je zou toch zeggen: wanneer je dat éénmaal inziet, dan zul je onverwijld, zonder nog ooit op te houden, hieraan beginnen. Maar dan blijkt dat het zo eenvoudig natuurlijk, in de praktijk van het leven, niet is. Je hebt weer heel hard het niet oordelen, het geduld, het eindeloos opnieuw beginnen, het vertrouwen, het niet streven, de acceptatie en het loslaten nodig, om van dag tot dag deze beweging, die ook wel een half uurtje kost en die je eigenlijk twee keer per dag zou moeten doen, om die dan iedere keer weer met alle mislukkingen op de koop toe, op te brengen.

Maar je vindt iets, waarvan je weet wanneer je het gevonden hebt: Dit ben ik, die was en zal zijn. Ik ben er nu en ik ben in het moment en ik kan in het moment met de volle gewetensvolle aandacht er zijn. Niet afgeleid door alle stress en onzekerheid van het bestaan. Maar ik weet ook dat ik er voordat ik in dit zintuiglijke bestaan, in dit lichaam waarin ik ben, was, dat ik er toen ook al was. Dat is geen opvatting meer, dat is geen mening en dat is geen geloof. Dat is een absoluut zeker weten. Omdat je zelf, als ik, terug kunt wandelen in de tijd en dan in de herinnering kunt komen van datgene wat je je met de gewone herinnering niet herinnert, zoals de eerste tijd dat je op aarde was. Je kent die gebeurtenissen alleen uit verhalen. Je wandelt zelfs terug naar de tijd voor de geboorte, de tijd voordat je ouders je hadden geconcipieerd. En zelfs, wanneer de kracht sterk genoeg wordt, ontstaat een besef van vorige incarnaties. En naar de toekomst toe: een zekerheid - omdat je zo zeker weet dat je ik er steeds is, dat jij dat bent, zo zeker weet je dan ook dat dat ik met het sterven van het lichaam niet mee sterft. Je hebt je ik leren kennen als een zelfstandig wezend wezen. Een entiteit die je bent, waarvan je weet: die heeft het lichaam helemaal niet nodig om te zijn. Je kunt het bewustzijn van het ik eigenlijk des te beter hebben naarmate het lichaam minder meespreekt. Je weet zeker: dit ik, dat ik ben, heeft geen lichaam nodig om er te zijn.

Ik eindigde deze voordracht met een legende, die direct hiermee te maken heeft. Ik las een legende van Jacobus de Voragine voor, getiteld: De heilige Christoforus.

Christophorus
De heilige Christoforus