Heeft de biologisch-dynamische landbouw Rudolf Steiner wel nodig? - Deel 2

20-06-2014 Artikel van Mieke Mosmuller

Naar het eerste deel van dit voordracht: klik hier!

Jullie vraag: ‘heeft de biologisch-dynamische landbouw Rudolf Steiner nodig?’ is een merkwaardige vraag. Want natuurlijk is het toch zo dat aan de biologisch-dynamische landbouw de anthroposofie van Rudolf Steiner ten grondslag ligt, of je dat nu graag of niet graag ziet. Feit is dat de landbouwcursus van 1924 aanwijzingen bevat waarmee de biologisch-dynamische landbouw zijn aanvang nam. Dit in aanmerking nemend is het toch eigenlijk een merkwaardige zaak als je dan vraagt: ‘hebben wij dat eigenlijk nog nodig?’

Desondanks kan ik mij deze vraag goed voorstellen. Want als dat, wat Rudolf Steiner gebracht heeft tot dogma of leer geworden is, kun je er bijna helemaal niets meer mee beginnen. Dan kun je beter met je eigen gewaarwordingen en gevoelens proberen om met de aarde in contact te komen.

Gemüse

 

Er zijn dus twee kanten. Enerzijds: anthroposofie en Rudolf Steiner liggen ten grondslag aan de biologisch-dynamische landbouw. Anderzijds kan ik mij voorstellen dat het bovenstaande voor jullie niet meer te vatten is en dat voor jullie deze biologisch-dynamische landbouw iets is wat op zichzelf staat. Dat je helemaal niet meer beleven kunt wat voor rol Rudolf Steiner daarin nog zou kunnen spelen. Hij is er immers niet meer in levende lijve. Je kunt niet meer naar hem toe gaan en vragen of hij eens voor een cursus kan langskomen. Je hebt dus alleen maar dit boek en datgene wat in de afgelopen tientallen jaren verder beproefd en ontwikkeld is.

Maar ik kan mij niet goed voorstellen dat er onder jullie ook niet velen zijn die, bewust of onbewust, deze biologisch-dynamische landbouw zoeken, juist omdat de anthroposofie er aan ten grondslag ligt. Dan is het misschien niet zo dat je zegt: ja, dan zullen we nu toetreden tot de Anthroposofische Vereniging en echte anthroposofen worden. Maar dat heeft dan een heel andere betekenis. Dat zou dan waarschijnlijk betekenen, dat het verlangen naar het werkelijke kennen van het levende aanwezig is en dat in de biologisch-dynamische landbouw deze kennis van het levende inderdaad juist het wezenlijke is.

Maar wanneer de biodynamiek niet levend blijft, dan sterft zij en wordt zij dood. En als de dynamiek verloren gaat, dan ontstaat er stilstand, dan wordt het stasis. Dan hebben we niet meer met biodynamiek te maken maar met een 'doodsstasis' en dat is precies die landbouw zoals die overal bedreven wordt.

Ik ben ervan overtuigd dat diegene die zich wendt tot het biologisch-dynamische toch een zeker verlangen heeft naar het leren kennen, naar het gewaarworden van het levende. Nu is het zo, dat als we dan werkelijk zeggen: ja, ik wil iets aan mijzelf doen, zodat ik misschien een orgaan ontwikkel waarmee ik reëel met de aarde en haar omgeving kan samenleven, zodat ik ook de juiste ideeën krijg hoe ik bepaalde dingen in de landbouw zelf moet doen, het toch zo is, dat het voor jullie gemakkelijker moet zijn om dat ook werkelijk te doen dan voor veel andere mensen van nu. Want in bijna alle beroepen is het momenteel zo, dat het werk aan de PC, aan de computer gedaan wordt. Daar zit je voortdurend in een elektromagnetisch veld en datgene wat de computer doet, is een nog verder doorgevoerd verstand. Dus datgene wat wij met onze hersenen doen en wat wij eigenlijk zouden moeten uitschakelen, dat wordt door de computer nog versterkt.

Wanneer we tot helderziendheid willen komen, hebben we het nog moeilijker, wanneer we voortdurend ons werk aan de computer doen. We kunnen hem natuurlijk niet afschaffen. Zelf werk ik er ook aan. Maar we moeten bedenken dat een architect niet meer aan de tekentafel zit, maar achter het computerscherm en een cardioloog zit in het hartcentrum ook aan het scherm en onderzoekt de laboratoriumuitslagen en heeft met de patiënt niet eens meer veel van doen.

Dus kan ik me voorstellen, wanneer je in de natuur mag werken, dan zijn de krachten te ervaren die je zou moeten ontwikkelen om ook het leven te kunnen gewaarworden. Jullie staan veel dichter bij die krachten dan, laten we zeggen, de overige mensheid. Dus enerzijds is het werk beslist moeilijker, anderzijds zal het toch ook zo zijn, dat door het samenleven met de werkelijke krachten in de natuur het ook makkelijker zou moeten zijn.

Dan is er jullie vraag: ‘wat kan ik doen, wanneer ik in mijn situatie, waarin ik weinig tijd heb, desondanks iets doen wil aan spirituele ontwikkeling?’

Dan wordt het toch noodzakelijk, dat er een soort ritme ontstaat, dat ritmisch geprobeerd wordt om een soort van oefenpraktijk te beginnen. Ik zei al: ieder mens moet op een bepaald moment toch ook rusten. Wanneer het enthousiasme tot ontwikkeling er werkelijk is, dan is er ook voldoende energie om misschien een kwartier eerder wakker te worden. Als dat te veel is, dan maar tien minuten en als dat ook nog te veel is vijf minuten. Als dát nog te veel is, dan één minuut - en dan kleed je je vervolgens een minuut later aan. Zo veel is dus niet nodig, wanneer het enthousiasme maar groot genoeg is.

En dan ´s avonds, als je moe bent, en eigenlijk helemaal geen zin meer hebt om iets innerlijks te doen, dan hebben we weer het enthousiasme nodig om te kunnen zeggen: Ik slaap nu vijf, tien of vijftien minuten later in en ik probeer het in elk geval, en wanneer ik toch inslaap, nu, dan is dat maar zo. Je kunt het in elk geval proberen…

Vervolgens zou het belangrijk zijn, dat dan geprobeerd wordt ook echt een spreuk te nemen, iets te nemen waarmee je dan ook echt iets bereikt.

Rudolf Steiner heeft vooral in zijn beginjaren, toen hij nog in de Theosofische Vereniging werkte, meerdere zinnen gegeven, waarmee je ook werkelijk iets bereiken kunt. Later heeft hij dat vanzelfsprekend ook gedaan, maar deze vroege zinnen hebben een zekere wekkende kracht. Zij zijn eigenlijk vóór alles daarop gericht, dat er iets in ons gewekt wordt waardoor wij in alles wat sterfelijk, wat eindig is, het oneindige kunnen leren beleven. Zo is er ook een zin waardoor we, als we die oefenen, ertoe gebracht worden om in datgene wat zaad is, en in datgene wat tenslotte uit dat zaad tevoorschijn komt, de werkingen van het levende gewaar te worden. Het zijn twee wonderzinnen, die we gebruiken kunnen, die kort zijn, maar zeer sterk geconcentreerd.

De mens in de huidige tijd weet helemaal niet, dat zijn geestelijke krachten, zijn zielenkrachten geheel in de omtrek verstrooid liggen en dat wij die, als wij ze willen mobiliseren, om ons middelpunt moeten leren verzamelen. Onze geestelijke, gewaarwordende krachten zijn dus heel ver weg en wanneer we deze willen wekken, dan moeten we ze rond ons middelpunt voegen. Het volgende geldt dan ook met weinig uitzonderingen voor alle mensen in onze tijd: het is voor allen moeilijk de energie te verzamelen en dat wat in de omtrek ligt werkelijk naar ons toe te brengen.

De eerste zin - en het is slechts een voorbeeld, ik zeg niet het is “de zin”, die jullie zouden kunnen toepassen, en geloof hoeven jullie hier ook niet te hebben., want als de mens het gewoon doet, dan wordt vanzelf duidelijk of zoiets werkt of niet - de eerste zin is dan als volgt:

'Bedenk, hoe de punt tot omtrek (sfeer, bol) wordt en toch zichzelf blijft. Heb je begrepen hoe de oneindige omtrek toch slechts punt is, kom dan terug, want dan zal (voor jou) het oneindige in het eindige schijnen.'

Nu komt het er natuurlijk op aan zo'n zin niet alleen maar te denken en te beschouwen, maar ook werkelijk te overpeinzen hoe de punt tot omtrek wordt en hoe de oneindige omtrek toch slechts punt is. Hier kun je toch zeer veel zielenenergie in ontplooien. 's Avonds zou je je dan helemaal geconcentreerd als punt kunnen voelen. 's Morgens echter mediteer je: ginds in de wereld ben ik in de gehele omtrek, wanneer ik me daaraan liefdevol kan overgeven.

Op deze manier krijg je langzamerhand een andere verhouding tot de natuur, de aarde en de kosmos. Ik denk dan, dat het beste is om er in de herfst mee te beginnen, en dan de winter door tot in het voorjaar deze zin te mediteren. En indien dit met enthousiasme en kracht gedaan kan worden, dan zal blijken waartoe de mens in staat is, wat je zelf kunt, wat je zelf aan innerlijke kennis bereiken kunt.

Zo leer je je dan ook anders tot de anthroposofie te verhouden. Want vaak is ook de anthroposofie iets wat met het gewone verstand opgenomen wordt. En dan heb je er werkelijk niet veel aan. Men zegt dan dat het klassieke literatuur is. Overblijfsels uit een tamelijk ver verleden. En hoe moet ik daaraan beginnen, het zijn ongeveer net zoveel boeken als dagen in het jaar. Hoe moet je dan beginnen? Neem je de landbouwcursus? Begin je daarin te lezen? Ik kan mij voorstellen dat dit zeer moeilijk wordt. Je krijgt dan het gevoel veel te moeten aannemen wat je niet begrijpt. En dat zal in eerste instantie natuurlijk bij de anthroposofie in veel voordrachten en boeken het geval zijn.

Maar meestal is het zo, dat wanneer het enthousiasme er eenmaal is - en dat hoeft dan niet direct voor de anthroposofie te zijn, maar dat kan in eerste instantie voor de biologisch-dynamische landbouw zijn, voor het biologische, het levende en het dynamische, voor het gegeven dat alles met elkaar samenhangt. Dat men niet hier het ene heeft en 30 km verder of over de oceaan het andere (bijvoorbeeld gewas en meststoffen), maar dat er een dynamische verhouding is. Deze liefde voor de idee van de biodynamiek zou voor het begin voldoende moeten zijn om enthousiast ervoor te worden.

In Nederland was er in 2002 een man die in de regering wilde. Hij wilde zelfs aan de top van de regering komen. Hij had zeer revolutionaire ideeën, waarmee hij al zeer veel stemmen verworven had. Hij is echter niet zo ver gekomen omdat hij tevoren omgebracht is. Maar hij had merkwaardige plannen. Hij wilde bijvoorbeeld in de veeteelt hoogbouw toepassen, dus hoge gebouwen laten bouwen en daarin de koeien op verschillende etages onderbrengen. In een klein land is dat de oplossing, meende hij. Dan kunnen we de weilanden afschaffen en daar weer huizen bouwen en zijn die lastige dieren niet meer overal. Die brengen wij eenvoudig onder in flatgebouwen. - Daar heb je het dynamische aspect in zijn geheel verloren, niet alleen verloren, maar je bent in het tegenovergestelde terecht gekomen. Zoiets is dan toch ook weer zeer leerrijk, want daarin voel je hoe de ontwikkeling van de aarde onder de oppervlakte verloopt.

Je ondervindt helemaal niet meer wat dynamiek op zich is, wat het samenwerken van verschillende krachten betekent. Zo heb ik ook een hoogleraar aan een universiteit in Nederland ontmoet die thans een boek uitbrengt dat, naar ik meen, “Plastic Pandas” heet. Hij beschrijft daarin dat hetgeen in de natuur- en dierenbescherming gedaan wordt eigenlijk onzin is, omdat de natuur feitelijk een soort bedrijf is, geen natuur- of landbouwbedrijf, maar een puur economische onderneming. En in het bedrijfsleven gaan altijd bedrijven ten onder, zij gaan failliet, dus gaan diersoorten ook ten onder. Dat is totaal geen probleem. Het voordeel daarvan is dan dat wij tenminste nog deze dieren van plastic hebben. Dat wordt werkelijk in een boek beschreven en die man heeft ook weer veel invloed op het publiek.

Ik vertel dit alleen maar om de tegenstelling zo scherp mogelijk te maken. Wat dynamiek is - en wat het verlies ervan tenslotte betekent, wanneer mensen helemaal niet meer kunnen gewaarworden dat in de natuur niet alles zoals stenen naast elkaar staat. Waar men eenvoudig kan zeggen: deze steen bevalt mij niet, weg er mee. In de natuur bestaan immers levende verhoudingen, ook tussen stenen, maar vooral natuurlijk tussen planten, dieren en mensen. Deze dynamische verhouding, en het gewaarworden ervan, is bijna geheel verloren gegaan. Dat merk je misschien niet, wanneer je een opleiding als die van jullie volgt. Maar je merkt het wanneer je in de gewone wereld staat en daar van alles hoort en ziet. Daar is het echt zo, dat deze mensen helemaal niet meer ervaren kunnen dat het iets uitmaakt of een dierensoort er wel of niet is. Indien de evolutie zo verloopt dat deze dieren uitsterven, dan moet dat eenvoudig maar zo zijn.

Maar een verbinding krijgen met het levende en het dynamische in de natuur kun je ontwikkelen. Neem zulke zinnen zoals ik er nu een voorgelezen heb. Doordenk deze zinnen geconcentreerd en leef er enige minuten intensief mee. Daardoor kom je met werkelijk levende krachten in aanraking.

Daar krijg je overigens geen kant en klare kennis en dat is het toch wat we altijd willen hebben. We willen eenvoudig antwoorden aangereikt krijgen op onze vragen, wat is dit, wat is dat en wat moeten we met het ene en met het andere doen. Dat kan eenvoudig niet meer wanneer we met iets levends of dynamisch te maken hebben, terwijl dat met dode dingen wel kan.

Tenslotte hadden jullie gevraagd naar de betekenis van de vraag voor de spirituele ontwikkeling. Degene, die zich spiritueel ontwikkelen wil, zou geheel vraag moeten kunnen zijn. Dus niet enkel deze of die vraag hebben, maar wanneer hij naar antwoorden zoekt, dan moet de hele ziel oprecht vraag kunnen zijn. Dat is wat we in onze tijd het minst kunnen, want we zijn zo opgevoed dat er helemaal geen vraag meer nodig is. We krijgen al allerlei kennis voordat wij zo ver zijn een vraag te hebben. Alles is al beantwoord vóórdat een vraag kan ontstaan. Dat is de moeilijkheid, nu ik hier sta en tot jullie zeg: Als jullie de biologisch-dynamische landbouw zoeken, dan moet het toch zo zijn dat in jullie ziel een vraag naar het levende leeft, een vraag naar het werkelijke zielsmatige, een vraag naar het echt geestelijke in de natuur en in de mensen.

Wanneer echter alles al beantwoord is, wanneer wij op school en ook later overstelpt worden met kennis die we ons met veel moeite moeten eigen maken of van buiten leren: ja, hoe moeten de vragen dan nog bewust worden, hoe moet dat gaan?

Ik kan me heel goed voorstellen, dat het voor jonge mensen in deze tijd echt moeilijk is. Ik ben niet meer zo jong, ben het natuurlijk wel geweest. Het was een andere tijd. Nu hebben wij onze kinderen die jong zijn en waarmee wij meeleven, met de moeilijkheden die er nu zijn. Die zijn anders dan in onze tijd. En ik kan mij heel goed voorstellen dat het steeds moeilijker wordt om deze eigenlijke vragen die er in de menselijke ziel toch echt zijn, ook in het bewustzijn te brengen, omdat de leermethoden zó zijn dat zij de kunst van het vragen stellen helemaal dood maken.

Daarom denk ik dat dit een belangrijke oproep aan jullie is: Dat ieder afzonderlijk zich werkelijk nog eens afvraagt, zichzelf de vraag stelt: waarom heb ik mij werkelijk tot de biologisch-dynamische landbouw gewend? Wat is het dat mij daarin aantrekt? Waarom? Weet ik dat heel bewust? Is het meer toeval geweest? Was het misschien uitsluiting van andere mogelijkheden? Maar wat zijn nude redenen waarom ik dat doe en waarom ik er ook niet mee ophoud en waarom ik doorga? Dat is zeker niet alleen de noodzaak geld te verdienen. Dan kun je ook iets anders doen. Wat is dat eigenlijk? Dat zou mij zeer interesseren.

En ik wil nog één keer zeggen dat ik er van overtuigd ben dat bij velen van jullie een verlangen leeft naar het levende, naar kennis van het levende. Dat jullie het niet zouden verdragen in een bedrijf te werken waar dit levende niet op waarde wordt geschat. En waar deze dynamische verhoudingen tussen het levende, het aardse, het gewaarwordende, het zielsmatige, het geestelijke, waar dit alles niet gezien en gerespecteerd wordt en waar men van dit alles niets weet.

Daarom deze vraag aan jullie en daarmee wil ik dan afsluiten: Waartoe biologisch-dynamische landbouw? Waarom zijn jullie hier? Wat zoeken jullie werkelijk?

Kühe_1

 

 

En als mij gevraagd wordt: heeft de biologisch-dynamische landbouw Rudolf Steiner nodig? Nu, daarover heb ik al dertig jaar gemediteerd, niet zo zeer of de landbouw hem nodig heeft, maar bijvoorbeeld of de filosofie hem nodig heeft, of de geneeskunde hem nodig heeft.

Maar het is toch veel belangrijker dat jullie daar zelf mee worstelen, want de anthroposofie is het fundament onder de biologisch-dynamische landbouw. Jullie werken daarin en jullie moeten jezelf afvragen, waartoe eigenlijk? Waarom niet iets anders? Waarom biologisch-dynamische landbouw? Dat is hetgeen ik als laatste zou willen zeggen.

En dan hoeft niemand iets te geloven en aan God hoeft men al helemaal niet te geloven. Want als de mens vanuit zichzelf zo ver komt om werkelijk het levende gewaar te worden, de groeikrachten te beleven - niet alleen te zien dat de plant vandaag zo groot is en morgen iets groter - nee, dat je werkelijk met het groeien meeleven kunt, wanneer je dat bereikt, dan is de vraag naar het geloven in God overbodig geworden.

Dus, stel jezelf de vraag! Heeft de biologisch-dynamische landbouw Rudolf Steiner nodig en waarom houd ik mij eigenlijk daarmee bezig?

Vertaling Lieke van der Ree