Een tijd van beproeving, het coronavirus, hoe verder? - Toespraak in Kiental, 16.08.2020

31-12-2022 Artikel van Jos Mosmuller

Medio maart 2020 hebben veel regeringen van landen binnen en buiten Europa als gevolg van de sarscov 2 virus pandemie een lockdown of blokkade ingesteld, mensen mochten alleen nog maar hun huizen verlaten om te winkelen en de nationale grenzen van de landen werden gesloten. Later werden aan de maatregelen nog het 1,5 meter afstand houden en het dragen van een gezichtsmasker in openbare ruimtes toegevoegd. De persoonlijke vrijheid en de grondrechten werden beperkt met het argument van de schade aan de algemene gezondheid en het algemene welzijn. We weten allemaal dat het begon in Wuhan in de provincie Hubei in China in december, met een lockdown etc., vervolgens kwam het virus in januari via Italië naar Duitsland, en verspreidde zich daarna over heel Europa, en ging uiteindelijk terug naar het Oosten, en weer naar het Westen, naar Amerika. Het vreemde is dat zo’n epidemie of pandemie niet echt meer een zaak is van medische deskundigen, dat de artsen beslissen wat er gedaan moet worden, maar dat de politiek beslist. En dat is een groot verschil met het verleden.
In de tijd dat wij eind jaren ‘60, begin jaren ‘70 als artsen werden opgeleid, was het RIV, dat is nu het RIVM, dat is in Nederland wat het Robert Koch Instituut in Duitsland is, het in overleg met de artsen in Nederland eens over hoe men om moest gaan met een griepepidemie, in die tijd verliep dat heel rustig en stierven er ook wel duizenden mensen, oude mensen, mensen die al aan een andere ziekte leden en ga zo maar door, maar dat werd geaccepteerd als iets dat er nu eenmaal bij hoorde.
Maar deze keer gebeurde er iets heel merkwaardigs, de WHO zette deze coronaziekte direct vanaf het begin op de A-lijst, helemaal bovenaan, het werd hierdoor als een dodelijk virus bestempeld, en natuurlijk was de bevolking wereldwijd zeer verontrust en in alle landen bemoeide de politiek zich ermee en werd het een grote zaak met veel beschermende maatregelen. Het werd van een epidemie tot een pandemie uitgeroepen. Vanwege de angst voor het risico van besmetting met dit gevaarlijke virus heeft de bevolking de maatregelen eenvoudigweg geaccepteerd met beperkingen van hun vrijheid en fundamentele rechten. 

En natuurlijk wisten we in het begin niet echt waar we mee te maken hadden, of het echt zo ernstig was zoals het door de WHO en de mainstream media als een zeer bedreigend virus werd afgeschilderd. Hierop reageerden veel wetenschappers, virologen, epidemiologen en artsen in Duitsland, Nederland en in Amerika, die via video, op YouTube, lieten weten dat het virus niet zo gevaarlijk was als beweerd werd. Maar deze mensen, inclusief universiteitsprofessoren, mochten hun mening niet in het openbaar geven, dus de beslissing van de WHO is nog steeds geldig.
En in deze periode van lockdown van half maart tot half mei hebben we ervaren hoeveel leed en pijn er is ontstaan om als artsen mee te maken welke maatregelen er in deze tijd genomen worden om met een viruspandemie in de wereld om te gaan. Natuurlijk zijn er ook artsen die een andere mening hebben dan wij en die volledig achter de maatregelen van de regering staan. Wij hebben als artsen echt een andere mening. Natuurlijk moeten zieke mensen worden behandeld en moeten oude en chronisch zieke mensen worden beschermd, maar de gemiddelde gezonde bevolking moet met rust gelaten worden en uit eigen inzicht kunnen handelen; deze gezonde mensen kunnen heel goed hun eigen immuniteit opbouwen. Maar in deze tijd meent men dat dit heel anders aangepakt moet worden. 

Sinds mei is de pandemie in Europa afgenomen en is alles weer vrij rustig geworden, de grenzen zijn weer open, we kunnen weer reizen. Maar er wordt nu gezegd dat er in de herfst een tweede golf zal komen en het lijkt erop dat dit zo gedaan wordt dat deze gewoon komen moet, want voor een virus is het helemaal niet zo normaal dat er altijd een tweede golf achteraan komt . Men heeft de PCR-test (Polymerase Chain Reaction) uitgevonden, waarbij enkele aminozuren van het RNA van het virus gevonden worden, en men interpreteert een postieve test dan als een besmetting met het virus, alhoewel het niet echt op deze manier kan worden bewezen. Want als patiënten geen klinische symptomen hebben, is het de vraag of de PCR-test correct is, er zijn ook veel vals-positieve PCR-tests. Bijvoorbeeld bij mensen die niet ziek zijn, maar die al maanden geleden lichtelijk geïnfecteerd waren en nog steeds positief testen. Er wordt ook massaal getest. Veel mensen die niet ziek zijn worden getest en mensen die een positieve test hebben worden als ziek beschouwd. Dit schept een verkeerd beeld van het aantal ziektegevallen. Maar dit is blijkbaar de situatie die we nu moeten accepteren. De WHO zegt dat de enige oplossing om uit deze coronacrisis te komen een wereldwijde vaccinatie is. 

En dan is de vraag voor ons anthroposofen natuurlijk: waarmee hebben we hier eigenlijk te maken, wat gebeurt hier eigenlijk? En het is belangrijk om vanaf het begin te weten dat het virus, net als de bacterie, een parasiet is, maar dat het virus dat totaal anders doet dan de bacterie, de bacterie heeft zijn eigen cel en groeit en vermenigvuldigt zich intercellulair, tussen de cellen van de gastheer, het virus bestaat alleen uit aminozuren, DNA of RNA, in een eiwitomhulsel, deze kunnen zich alleen vermenigvuldigen als ze in een cel of zelfs in de celkern van het lichaam kunnen binnendringen om daar hun genetisch materiaal in de gastheercel of - kern te injecteren, het zijn intracellulaire organismen. Virussen veranderen de normale functie van het genetisch materiaal in de gastheercel, zodat de gastheercel tenslotte het virus zelf gaat produceren. 

En zo kunnen ze zich dan verdelen en vermenigvuldigen en dan hangt het natuurlijk af van de weerstand die iemand heeft, of hij ziek wordt of niet. Daaruit kun je afleiden dat dit virus op zichzelf niet kan bestaan. 

En wat het eigenlijk doet is, dat het probeert de cellen van de gastheer, waar het te gast is, te absorberen en probeert deze te vernietigen voor zover het kan. En deze neiging om te vernietigen, deze neiging heeft, wanneer je dat vertaald in anthroposofische kennis, eigenlijk te maken met de Ik-kracht. Als iets vernietigingskracht heeft, dan is dat een omgekeerde Ik-kracht. De Ik-kracht in goede zin bouwt op, maar in slechte zin kan deze ook afbreken. Wanneer de Ik-kracht direct naar buiten komt, niet eerst in de geest omhoog wordt getild, maar direct uit de ziel komt, wordt het een destructieve kracht. 

Dat is iets wat ons toch echt tot nadenken moet stemmen. En zoals we van Rudolf Steiner weten, hebben we, zoals we dat ook bij de door hem vervaardigde houten sculptuur de ‘Mensheidsrepresentant’ ofwel de Christusfiguur kunnen zien, twee tegenkrachten, links naast het centrum de Luciferische macht, en daaronder de Ahrimanische macht. Rudolf Steiner zegt altijd dat de twee in evenwicht moeten worden gehouden. Als het in balans wordt gehouden, dan heb je een genezende, gezonde situatie. Als dit niet het geval is, dan wijkt het af, of het nu aan de Luciferische kant meer tot het verwekende neigende, dromerige, artistieke, algemeen wetenschappelijke is, of dat het aan de Ahrimanische kant meer het concrete, op de aarde gerichte, mechanisch gedetailleerde rekenende wetenschappelijke, tot verharding neigende is. Maar er zit ook nog iets tussenin en je ziet dat rechts achter de figuur van Christus, niet zo precies gedefinieerd, maar als je goed kijkt zie je een figuur als een uil, een wezen met vleugels en een haakneus. Dit wezen wordt de Asurale Macht, de Asuras, of de tegenkracht van het Ik genoemd. Wanneer de twee tegenkrachten Lucifer en Ahriman elkaar grijpen, en dat is echt te zien in het midden aan de linkerkant van de vertegenwoordiger van de mensheid, ontstaat er een enorme kracht, een vernietigende kracht. En dit kan soms ook worden waargenomen in menselijke ontmoetingen, wanneer er sprake is van frivoliteit, van afwijzen van de medemens, van het verlangen om te vernietigen, van het spotten, van het neerhalen, van het verlies van de moraliteit. Dat kennen we in onze tijd heel goed. Rudolf Steiner zei al in 1900 en in 1910 en opnieuw rond 1920 dat onze cultuur op de rand van de afgrond staat, dat de Europese cultuur steeds verder ten gronde zal gaan, dat deze cultuur alleen in musea nog te zien zal zijn, zoals bijvoorbeeld in Italië. De cultuur zal onder de mensen steeds verder verdwijnen. En dat heeft te maken met deze anti-Ik-krachten. 

C95FE7FB-1003-4AA5-A1BA-B2A3BBA7E908

Vertegenwoordiger van de mensheid 

En natuurlijk komt dan de vraag op of we er nog wat aan kunnen doen, kunnen we dit tegenhouden en tot het goede omkeren. Er zijn natuurlijk mensen, zegt Rudolf Steiner, die vasthouden aan de katholieke of protestantse kerk, of mensen die veel mediteren, maar dan de oosterse meditatie van het boeddhisme of hindoeïsme toepassen, ook de New Age beweging is daarvan afgeleid, ook mindfulness is gebaseerd op de oosterse meditatie, met de daarbijhorende ademhalings-oefeningen. Bij Rudolf Steiner kun je in GA 203 ‘Die Verantwortung des Menschen für die Weltentwickelung ’ lezen dat de katholieke kerk en ook de oosterse meditatie de gehele mensheid tegenhouden, ongeveer in de tijd van de Middeleeuwen, want verder dan die tijd kunnen ze niet komen.
De scheiding tussen geloof en wetenschap staat als een scheidsmuur tussen de oude en moderne tijd. Het katholieke geloofs en dogma systeem is een grandioos logische wereldbeschouwing gegrondvest op de scholastiek van Thomas van Aquino. Begripsmatig heel sterk maar een oude wereldbeschouwing. Opgebouwd vanuit de natuur die te kennen is opstijgend naar de hogere gebieden van de geest die alleen als openbaring door geloof te ontvangen is. Zo ontvang je dan ook de moraliteit. 

Wat is er dan na de Middeleeuwen nog verder aan ontwikkeling en vooruitgang geboekt?
Copernicus, Kepler en Galileo ontdekten rond het jaar 1600 met de mechanische astronomie de fysieke sterrenwereld die ze daardoor konden berekenen. En dan, iets later, hebben we Bacon, Francis Bacon, die de tegenwoordige natuurwetenschap gegrondvest heeft, vooral gebaseerd op de waarneming, die het denken alleen maar hoeft te volgen. Tenslotte komt dan de filosoof Immanuel Kant met zijn filosofie van het ding zelf. De mens staat buiten de dingen, kan buiten het gebruik van de wiskunde niets zeker over de dingen weten. De mensheid komt in het abstracte weten terecht. Rudolf Steiner zegt dan later dat de natuurwetenschap, die veel grote ontdekkingen gedaan heeft en de mensen veel modern comfort gebracht heeft, toch ook een groot probleem gebracht heeft. Ook het sociale probleem, dat de socialistische en communistische beweging opgeroepen heeft, is gebaseerd op de natuurwetenschap, eigenlijk op het Darwinisme.
Het sociale probleem heeft te maken met het feit dat veel mensen niet begrijpen dat ze het sociale niet met hun verstand kunnen oplossen. De mens kan niet begrepen worden met de natuurwetenschap. Het is wel mogelijk om hiermee de aarde, de mineralen te begrijpen, de planten kunnen er nog tot op zekere hoogte mee worden begrepen, de dieren kunnen nog weer minder met de natuurwetenschap worden begrepen, zoals Darwin dat gedaan heeft. Maar de mens zelf is met de natuurwetenschap niet te doorgronden, hiervoor hebben we de wetenschap van de geest nodig. Want de mens is niet alleen een fysiek wezen, hij is vooral een geestelijk wezen, dat in zijn ziel en in zijn lichaam werkt.
De natuurwetenschap biedt geen mogelijkheid om het geestelijke en het morele te vinden, het voert enkel tot de dode dingen, tot de afschaduwingen en niet tot het levende. 

Dus dat zegt natuurlijk wel iets en dat is ook iets wat voor de mensen moeilijk te denken is, hoe moeten we verder, want je ziet een voortdurende opmars van de natuurwetenschap en tegenwoordig daaruit volgend de ontwikkeling van de computer, de IT, de informatietechnologie, de singulariteit, waarover Mieke een boek heeft geschreven. Je ziet dat dit heel ver kan gaan, dat je het menselijk brein in al zijn functies kunt onderzoeken, dat je deze in een computer kunt brengen, en dat de mens op deze manier hoopt dat zijn hersenfunctie onsterfelijk kan worden gemaakt, dat we het lichaam tenslotte niet meer nodig hebben, het brein niet meer nodig hebben, ja, we hebben de menselijke geest eigenlijk helemaal niet nodig, want we hebben toch wat het kan, het lichaam hebben we in een computer. En als dit zich zo blijft ontwikkelen, dan zal dat, zegt Rudolf Steiner, de hele mensheid in de afgrond storten, dan zal de hele mensheid eenvoudigweg ten onder gaan. Dan zegt hij, komt er misschien nog een impuls uit het Oosten, maar dat is dan oud, het katholicisme kan proberen het nog een tijdje vol te houden, alleen het oude paternalisme, dat voortkomt uit de erfenis van de mensheid, zal blijven bestaan en uiteindelijk zal Ahriman het in bezit nemen. We zullen daaraan geheel gebonden zijn zonder eigen vrijheid, zonder eigen moraliteit.
Juist de methode van de natuurwetenschap moet worden gebruikt om tot zelfstandig denken van binnenuit tot de vrije geest en vrije moraliteit te komen dat tot liefdevolle handelingen leidt.
Je moet dus niet alleen werken met je persoonlijke gevoelens en de fysieke wil, je moet werken met een versterking van het denken dat tot de krachtige geest en de vrijheid in het denken voert, waaruit dan zuivere oprechte gevoelens en moraliteit ontstaan .
Maar het probleem is dat het denken veel te slap is, want zoals Francis Bacon zegt, het denken volgt alleen maar, het kan alleen maar reproduceren, maakt voorstellingen. 

Als we proberen te mediteren, door voorstellingen te maken over de inhoud van de meditatie, dan heeft dat in eerste instantie geen kracht. We moeten natuurlijk veel meer doen. 

En dan wil ik graag een klein persoonlijk verhaal vertellen. Toen we eind jaren ‘60, als medische studenten in Amsterdam begonnen was er iedere ochtend een liedje op de radio en het radiokanaal heette Radio Veronika en het zond uit vanaf een schip dat op de Noordzee lag omdat het een illegale zender was. Er was een hitlijst van veertig nummers, je kon opklimmen, en plotseling was er een nummer dat vrij hoog op nummer 9 stond en het heette: “Ik heb geen zin om op te staan” geschreven door Bob Bouber en gezongen door Jacques Zwart. 

Ja, precies, opstaan uit bed. Als student van 18 tot 20 jaar moest je elke ochtend naar de colleges gaan, in het eerste, tweede en derde studiejaar, vanaf september elke ochtend op de fiets naar een collegezaal, je woonde in een kleine kamer zonder goede verwarming, het was ‘s morgens erg koud, en dan moest je vroeg uit bed om dan om 9 uur ‘s morgens met de fiets naar de collegezaal te gaan om het college te volgen. Als je de avond ervoor in het studentendispuut geweest was en veel gedronken had, dan was het natuurlijk een bijna onmogelijke opgave. Maar je moest toch college lopen om iets te horen. Toen waren er nog geen dictaten, die je tegenwoordig wel kunt krijgen, je kunt ze kopen, maar toen moest je alles zelf opschrijven, anders wist je niets. Dat was dus best moeilijk, maar dit liedje was altijd een soort troost. 

“Ik heb geen zin om op te staan, om met mijn blote voeten op het koude zeil te staan, ik heb geen zin om op te staan en naar mijn baas te gaan.” Zo ging het. 

Ja. Dan kom je natuurlijk op het punt dat je de wil moet hebben om jezelf te overwinnen, om dat toch te doen, ook als er zoveel weerstand is. In het derde Klasse-uur van Rudolf Steiner horen we de zin: “Laat werken de stuwkracht van de wil “. En daarmee wordt veel gezegd. Om met wil te kunnen denken, moet je de wil in het denken omhoog heffen, zodat er kracht in komt, anders blijft het vlak. Maar dat lukt niet zo gemakkelijk, en daarom vond ik het liedje ‘Ik heb geen zin om op te staan’ erg toepasselijk. In het gewone leven moet je proberen de dingen te doen die je eigenlijk niet wilt doen, bijvoorbeeld zoals toch op de fiets te stappen en ergens heen te gaan, enzovoort. Als iemand je iets vraagt, zeg je vaak ik heb geen zin om je te helpen, ik heb geen zin om te koken, ik heb nergens zin in. Maar dan, als je je onwil overwint, realiseer je je dat je wil langzaamaan sterker wordt. Wanneer je dan gaat concentreren en mediteren, merk je dat er toch iets meer kracht in het denken komt in plaats van dat vlakke voorstellen. 

En door vele jaren heen heb ik zelf gemerkt dat nadat in 1994 het boek “Zoek het Licht dat in het Avondland opgaat” is verschenen, en ik de oefeningen uit dit boek gedaan heb, en deze voortdurend heb herhaald, dat er tenslotte echt wil in je denken komt. Je krijgt het gevoel dat er echt een werkzaamheid van de wil in het denken zit.
Je vraagt je in het begin natuurlijk wel af waarom je eigenlijk wil in het denken moet brengen, waar gaat dat over, waarom moet ik het er inbrengen. Rudolf Steiner heeft daar verschillend dingen over gezegd. Om te beginnen dat vanaf 1879 de heerschappij van Aartsengel Michaël in de geest begonnen is. 

Michael is de zonne-aartsengel en omdat hij vanuit de zon regeert brengt hij evenwicht en de balans tussen de planeten en hun intelligenties, dat zijn de andere aartsengelen.
De heerschappij van een aartsengel duurt 350 jaar, voorafgaand aan het jaar 1879 regeerde de aartsengel Gabriël, hij is de maan-aartsengel, hij geeft de impulsen die nog uit de oude erfelijke aanleg komen, de hele cultuur kwam toen nog uit de erfelijke aanleg , ook de natuurwetenschap kwam uit de erfelijke aanleg. En dan komt de tijd van Michael , hij zal nu vanaf 1879 het thema voor 350 jaar aangeven. Zijn thema is de vergeestelijking van het denken voor de ontwikkeling van de spirituele vrijheid, met hieruit de vrije moraliteit en een kosmopolitische impuls. Wat we nu meemaken met het sluiten van de grenzen tussen landen is precies het tegenovergestelde van deze kosmopolitische impuls. De grenzen moeten volledig open blijven om overal ter wereld te kunnen gaan, om te leren, om te ervaren en om de blik te verruimen. Coronamaatregelen komen ook niet voort uit de vrijheid van de mens, maar worden opgelegd door een externe macht.
Een macht die erop uit is om de ontwikkeling van de bewustzijnsziel te verhinderen. 

D4510292-0CFA-45F7-83FA-DD7DA9572331

Aartsengel Michaël, Raffaello Santi

En dan is er nog iets anders belangrijks in de twintigste eeuw gebeurd. Rudolf Steiner beschrijft in zijn voordracht ‘Der Tod als Lebenswandlung’, GA 182, dat de Engel in het astraal lichaam van een mens, ieder mens heeft zijn eigen Engel in het astraal lichaam, drie dingen uitwerkt. Dit zijn drie thema’s, vrijheid, gelijkheid en broederschap, die ook tijdens de Franse Revolutie te vinden zijn, maar die bestonden daar alleen in uiterlijke materiële zin. Onze engel spreekt deze drie thema’s als een oproep voortdurend in onze ziel. Wanneer de mens deze oproep in zichzelf hoort, is hij nog steeds volledig vrij om zichzelf te verheffen tot zuiver denken en dat denken te spiritualiseren of ook niet. Je krijgt vanuit de vrijheid de impuls om iets meer uit het denken te halen dan alleen dat wat het verstand te bieden heeft. Je wil daarbovenuit door het begrijpen tot een spirituele ervaring komen. En gelijkheid, dat betekent dat als je een persoon ontmoet, je op zoek gaat naar een ontmoeting op Ik-niveau, of het nu een Moslim, Christen, Boeddhist, Indiër, Afrikaan of wie dan ook is, het maakt niet uit, ik ontmoet een mens en daar gaat het om, verder niets en dan kan er een compleet nieuwe open verbinding tussen mensen ontstaan. Dan is er nog de broederlijkheid, dat wil zeggen, dat als een ander mens niet genoeg middelen heeft om te leven en daaronder lijdt omdat hij economisch niet verder kan, dat je dan hulp geeft, dat je je zo voelt alsof je daar zelf onder zou lijden, waardoor je werkelijk bereid bent om iets te doen. Om deze drie dingen gaat het. 

Ik denk dat we dat allemaal wel zo kunnen ervaren of beleven. Maar wanneer een mens deze oproep in zichzelf niet hoort, wanneer mensen dat op deze manier niet kunnen beleven, dan daalt de engel dieper af in het astraal lichaam, en gaat ‘s nachts in het etherische lichaam binnen en dan wordt de werking negatief. De wil, die niet tot in het denken is opgetild en niet wordt gebruikt voor het vergeestelijken van het denken , ligt braak en geeft de mogelijkheid af dat de krachten van de apparaten in de wereld steeds sterker worden. En je kunt dit goed begrijpen, omdat de apparaten tegenwoordig aangestuurd worden door computers, computers zijn overal nodig om apparaten te laten werken. En Rudolf Steiner zegt dat dit een enorme kracht zal worden, denkkrachten die op een verkeerde manier gebruikt worden, daartegen kan je niets doen tenzij de mens streeft naar vrijheid in een vrij bewustzijn door het denken. 

En dan het tweede, gelijkheid in het gevoel, wordt dan zo, dat je de medemens in het Ik niet herkent, maar dat het daardoor in de geneeskunde zo ver zal komen dat de artsen patiënten slecht, zonder het goed te beseffen, zullen behandelen, en dat ze dit zelfs met opzet kunnen gaan doen, proeven op patiënten zullen gaan doen, om patiënten eerder slechter dan beter te maken.
En het laatste, de broederlijkheid in het willen wordt dan zo, dat je de andere mens juist niet wilt helpen, maar dat je een haat tegen de ander krijgt, dat je de ander wilt vernietigen, dat je de ander naar beneden wilt halen, dat is negatieve broederlijkheid, jezelf wilt verheffen ten koste van de ander. Dat hebben we natuurlijk al in de Tweede Wereldoorlog kunnen zien hoe dat in zijn werk gaat. 

Maar gelukkig is er voor ons nog steeds wel een uitweg, want als we erin slagen om in het zuivere denken, krachtige wil binnen te brengen, dan kunnen we in deze tijd, zegt Rudolf Steiner (GA 118, ‘De gebeurtenis van de Verschijning van Christus in de Etherische Wereld’), sinds 1933, of nog iets eerder, Christus werkelijk ontmoeten. En door deze ontmoeting kunnen we dan de twee tegengestelde machten, Lucifer en Ahriman, in evenwicht brengen, zodat ze elkaar niet kunnen grijpen waardoor de derde macht van de Anti-Ik krachten, of de Asuras, niet kan worden opgeroepen.
Als we dit met een voldoende grote groep mensen doen, zal dat een helende kracht in de wereld zijn en kan de cultuur worden gered. Alle andere mensen zullen dan op een andere manier met de wereld omgaan dan ze zouden hebben gedaan onder invloed van de tegenmachten. 

In deze tijd, rond de Tweede Wereldoorlog, is Christus in de etherwereld opgestaan.
Omdat aan het einde van de 19e eeuw het materialisme zo sterk toenam, stierf hij opnieuw in de etherwereld maar stond daar ook weer in op, en dankzij deze opstanding werd hij voor ons mensen beleefbaar en waarneembaar. 

Er zijn twee mogelijkheden om Christus waar te nemen, of het gebeurt op zo’n manier dat een mens in het gewone leven onverwacht Christus waarneemt, of het gebeurt door middel van meditatie. Rudolf Steiner zegt dat het steeds meer zal gebeuren, dat mensen in het gewone leven de Christus plotseling zullen waarnemen. Ik heb me altijd afgevraagd, hoe is dit mogelijk, hoe zal dat mogelijk zijn? 

Als we door het denken in de etherwereld willen komen, moeten we onze wil in het denken heel sterk maken, dan kunnen we de Christus zien en ervaren, maar hoe is het met andere mensen? Men hoort vaak dat dit te maken heeft met het doorstaan van zeer veel lijden, en ervaringen in het leven die zo moeilijk zijn dat dan de grote Trooster tot iemand komt. En ja, ik denk dat het bij deze mensen dezelfde wil is, die door de meditatie in het denken sterk gemaakt kan worden. Door het moeten verdragen van pijn en lijden, wordt de wil zo gesterkt, dat deze mensen dan de mogelijkheid hebben om vrij te worden in het denken zonder meditatie, dat moet wel zo zijn. Dat hoor je ook van mensen die veel beleefd hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog, en ook van mensen die ernstig ziek geworden zijn en veel hebben moeten lijden, dat die zo’n ervaring kunnen hebben. 

Ja, en dan wil ik nog eens duidelijk zeggen dat Rudolf Steiner heeft gezegd dat als wij, een bepaalde groep mensen, in deze tijd niet de wil kunnen opbrengen om de wil tot in het denken omhoog te heffen, de cultuur onverbiddelijk ten gronde zal gaan. Het hangt dus van ons anthroposofen af of wij voldoende wil in ons denken kunnen opbrengen om de grote genezer, de Christus, te ontmoeten en hem om evenwicht in de wereld te vragen. 

Dus een beetje simpel voorstellen en daarmee dan innerlijk een beetje dromerig leven, zoals je zo vaak hoort, dat is echt niet genoeg, het moet werkelijk zo zijn, dat je heel hard werkt, zoals je ook doet als je de tuin omspit, of de aardap pels rooit, je moet elke dag hard willen werken, zoals een landarbeider. Er is vaak gezegd dat Rudolf Steiner er soms uitzag als een landarbeider, die werkte tot op het bot. En dat moeten we in feite ook doen, we moeten heel hard werken en dat kunnen we ook, als we weten wat er op het spel staat. 

Ik denk dat wat we nu met deze Lockdown hebben meegemaakt slechts het begin is van wat er komen gaat, het zal steeds verder gaan, we dreigen onze grondrechten volledig te verliezen, er bestaat een risico dat we geheel onder dictatuur komen te staan. Maar we hebben nog een beetje tijd, we kunnen het nog steeds omdraaien. Naast natuurwetenschap moet er ook geesteswetenschap komen om het evenwicht te bewaren. Vanuit de geest zal dat mogelijk zijn. Dit is geen verbeelding of fantasie. 

Laten we samen heel hard werken in de geest, dan wordt alles nieuw!