London calling. In de voetsporen van Walter Johannes Stein

14-03-2020 Artikel van Michiel Suurmond

 

1 

Sinds de verschijning van On the origin of species (Londen 1859) heeft Charles Darwins evolutietheorie ons zelfbeeld getekend. In de eerste plaats natuurlijk vanwege de kijk op onze lichamelijke afstamming, inclusief de verwantschap met de primaten, maar daarnaast door de inspiratie die filosofen en psychologen uit Darwins betoog haalden. Ook de wijze waarop we ons denken beschouwen en de status die we onze begrippen toekennen zijn gevormd door de receptie van Darwins hoofdwerk. 

Nagenoeg gemeengoed is immers de overtuiging dat het denken, zoals alles in de evolutie, een bijproduct is, de resultante van een blind selectieproces. De door dit denken ontstane begrippen zouden in zoverre iets zeggen over de werkelijkheid dat ze er tijdelijk, tot het tegendeel is bewezen niet mee in conflict raken, in kunnen voortbestaan. Het voornaamste positieve is hun functionaliteit: begrippen zijn succesfactoren in het leven, middelen die ons vooruit helpen in de wereld. Werkt het ene niet, dan werkt het andere. 

Onder expliciete verwijzing naar Darwin is dit ideeëncomplex het duidelijkst uitgesproken aan de overkant van de Atlantische Oceaan, in de variant van het Amerikaanse pragmatisme. De ontstaansgeschiedenis van deze filosofische stroming is boeiend en het is gemakkelijk de openmindedness, het optimisme en het gebrek aan pretenties van het pragmatisme te bewonderen.3 Alleen al daarom is verdieping erin van pedagogische waarde. Tegelijkertijd en in dat opzicht reikt de pedagogie dieper heeft het denken hier een soort nulpunt bereikt waar het, als het zich serieus wil nemen, niet aan voorbij kan gaan. De pragmatist William James zei in een van zijn colleges aan Harvard: ‘Common sense is better for one sphere of life, science for another, philosophical criticism for a third; but whether either be truer absolutely, Heaven only knows.’4 (De publicatie van deze collegereeks droeg James op aan de Engelse filosoof John Stuart Mill, die in 1806 in Londen geboren was.) 

2 

Dat hij zo’n twee decennia later naar het Verenigd Koninkrijk zou emigreren en voorgoed in Londen bleef wonen kon de Oostenrijkse wisen natuurkundestudent Walter Johannes Stein in 1912 niet bevroeden. Op het bureau van zijn moeder thuis in Wenen lag een exemplaar van Rudolf Steiners Die Geheimwissenschaft im Umriß, een anthroposofisch boek waarin onder meer de ontwikkeling van de aarde, de evolutie van de mens en diens verschillende cultuurtijdperken werden geschetst. Hij opende het, begon te lezen en wist: als deze beschouwingen waar zijn moet ik ze me eigen maken; zijn ze onwaar, dan moet ik tot het uiterste gaan om ze te bestrijden. Een jaar lang bestudeerde hij alles wat hij aan boeken en voordrachten van Steiner in handen kon krijgen, vaak tien uur per dag, ze innerlijk toetsend op zorgvuldigheid en eventuele morele of wetenschappelijke gebreken. In de loop van dat jaar stelde hij vast: ‘Als het fantasie is, dan heeft deze fantasie de wereld geschapen.’5 

We moeten ons niet voorstellen dat Stein met deze constatering iets als intelligent design bedoelde. Dat is de opvatting waarin een doelmatigheid op de natuur wordt geprojecteerd, waarna uit deze doelmatigheid wordt afgeleid dat er een ontwerp aan ten grondslag moet liggen, gemaakt door een ontwerper. Het gebied van het speculatieve verstand wordt hier niet verlaten. Nee, Stein bedoelde iets anders, namelijk dat de intelligentie die zich in het werk van Rudolf Steiner ontplooide, het bewustzijn waarin Steiner tijdens zijn voordrachten en bij het schrijven van zijn boeken verkeerde – dat dáárin, in die activiteit, de ‘fantasie’ te vinden was die de ‘wereld heeft geschapen’. In dat geval zouden we te maken hebben met een denken dat de evolutie omvat, in plaats van dat het door de evolutie omvat wordt. En dit dan in een mens, een mens bovendien die de mogelijkheid hiertoe niet aan zichzelf voorbehouden achtte en die in één van zijn vroegste publicaties had geschreven: ‘Het gewaarworden van de idee in de werkelijkheid is de ware communie van de mens.’6 

Het waren ongeveer bovenstaande overwegingen die een paar jaar geleden mijn belangstelling voor W.J. Stein aanwakkerden. Toen vorig jaar duidelijk werd dat Londen de zomervakantiebestemming van mijn gezin zou zijn, stond vast dat het verblijf daar deels een bezoek aan Steins Londen moest worden. 

3 

Enkele maanden na Steins kennismaking met Die Geheimwissenschaft volgde een ontmoeting met de auteur in levenden lijve, toen Rudolf Steiner twee openbare voordrachten in Wenen hield. Bij deze gelegenheid verklaarde Stein de spreker dat hij zijn leerling wilde worden, waarop de meester hem adviseerde de filosofen John Locke en George Berkeley te lezen. ‘U kent toch Engels. Het zal voor u nodig zijn op z’n minst de termini technici er in het Engels op na te slaan. Deze twee filosofen gaan op een eenzijdige manier te werk. Locke blijft bij het zintuiglijk gegevene, Berkeley loochent de materie. U moet het evenwicht tussen beide vinden. Ik zal u nog verdere aanwijzingen geven.’7 Uit de verwerking van deze en verdere aanwijzingen ontstond een proefschrift, dat voor een belangrijk deel tussen het kanongebulder en de granaatinslagen van de Eerste Wereldoorlog geconcipieerd werd. In een brief van het front berichtte Stein aan Steiner welke moeilijkheden de taal van Berkeleys Principles of human knowledge hem in de weg had gelegd en hoe dankzij de onvertaalbaarheid ervan in hem de ‘achting voor de vreemde gedachte als een eerbiedsbeleving was opgegaan.’8

De publicatie van Steins dissertatie viel in hetzelfde jaar (1919) als de stichting van de Vrije School in Stuttgart.9 Op uitnodiging van Steiner mocht Stein als toehoorder bij de cursussen voor de beoogde leraren aanwezig zijn, een periode van tweeënhalve week die hij als een ‘innerlijk omsmeltingsproces’ beleefde.10 Hij kreeg, onvoorzien, een aanstelling als invaller en werd algauw een vaste leraar geschiedenis en Duitse literatuur in de hogere klassen. Nu brak een bijzonder actieve tijd voor de anthroposofie aan, een periode die met de emigratie naar Engeland veertien jaar later een duidelijke cesuur kende. Achteraf bezien, in het licht van de verhuizing naar Londen, vallen twee dingen op aan deze jaren. Het eerste is Steins groeiende belangstelling voor culturele en economische ontwikkelingen betreffende de ‘aarde als geheel’ (met in het bijzonder de verhouding tussen Oost en West) en het tweede is een inzicht dat hij opdeed aangaande zijn karmische verhouding tot Francisco d’Almeida (1450 – 1510), een Portugese edelman, soldaat en ontdekkingsreiziger, die in zekere zin aan het begin van de vroegmoderne tijd had gestaan.11 De twee dingen hebben met elkaar te maken. 

Nadat hij begin zestiende eeuw in opdracht van Manuel I een aantal forten in zuidwest India had gebouwd, werd Dom Francisco d’Almeida de eerste ‘onderkoning’ van ‘Estado da Índia’. Over een toespraak van hem bij koning Nambeadora in Kochi schrijft een moderne historicus in een recent boek: ‘[T]he persuasive speech of Almeida, as reported by the historian Barros, contained another perhaps more far-sighted strand. He [Almeida] declared that “the principal intention of his king Don Manuel in making these discoveries was the desire to communicate with the royal families of these parts, so that trade might develop, an activity that results from human needs, and that depends on a ring of friendship through communicating with one another.” It was a prescient awareness of the origins and benefits of long distance trade: the runaway train of globalisation that started with Vasco da Gama.’12 

Flotte
Zevende Portugese India Armada (door Almeida geleide vloot van 1505), Livro de Lisuarte de Abreu, circa 1565 (Pierpont Morgan Library, New York) 

Almeida
Portret van Francisco d’Almeida, onbekende meester na 1545 (Museu Nacional de Arte Antiga, Lissabon) 

Een echo van deze toespraak, de weerklank van deze ‘prescient awareness’ valt te beluisteren in een artikel dat Stein in mei 1936 schreef als redacteur van het door hem in Londen begonnen tijdschrift The present age.13 Daarin vertelt hij hoe Almeida’s veroveringen in India door Alfonso d’Albuquerque tot blijvend Portugees bezit werden gemaakt. ‘Thus there arose the world-embracing trade of modern time, which became a thing of far wider significance. Men of all nations took part in these voyages.’ Hij vervolgt hoe de reis naar India was geïnspireerd door de grote ridderorden, ‘all of which were cosmopolitan in character’, orden die een internationale gemeenschap in de Geest vertegenwoordigden. De geest van de moderne tijd de ridderorden waren zijn instrument had een fundamenteel vreedzame tendens, aangezien zijn doel wereldwijd verkeer en een wereldwijde economie was. ‘The spirit of the new age had in that time no other means of preparing the way for world-economy than by the sword of Chivalry.’ De handel in de Oriënt was in handen van de Arabieren en moest op hen veroverd worden. In naam van Christus en met de macht van het zwaard waren de fundamenten gelegd voor de moderne tijd. Nu echter was de tijd gekomen waarin het zwaard terzijde moest worden gelegd en waarin de Aarde tot drager van een wereldeconomie moest worden gemaakt die alle naties omarmde. ‘We must transmute the courage of the warriors of the fifteenth century, and the great sufferings of that time, into Thoughts no less world-embracing and courageous, but with full consciousness envisioning the aim of peace.’14 De titel van dit artikel was ‘Portugal as preparer for the British mission’. In feite was het een diep autobiografisch stuk, tot in de titel toe: de lotsverwikkelingen van de wereld hingen er samen met de lotsverwikkelingen van de eigen individualiteit. 

Datzelfde jaar (1936) werden in Berlijn de Olympische Spelen gehouden. Een nazi-krant riep de Berlijners op zich van hun beste kant te laten zien en deed dat zo: ‘We moeten charmanter zijn dan de Parijzenaars, zorgelozer dan de Weners, levendiger dan de Romeinen, kosmopolitischer dan de Londenaren, praktischer dan de New Yorkers.’15 

Stein
W.J. Stein rond 1930 

4 

Gedeeltelijk van ‘joodsen bloede’ had Stein enkele maanden na Hitlers benoeming tot rijkskanselier (januari 1933) de definitieve stap naar Groot-Brittannië gezet. Londen was op dat moment de commerciële en bestuurlijke hoofdstad van een wereldwijd koloniaal rijk. De taal, het Engels, werd gedeeld met een grootmacht in opkomst, de Verenigde Staten van Amerika. Wie weet lag hier, in de Angelsaksische wereld een globale infrastructuur voor de Geest verscholen, al was het waarschijnlijk een reëlere opgave het vigerende materialisme hier tegenwicht te bieden. Rudolf Steiner had om deze laatste reden benadrukt dat de anthroposofie een krachtige respons op de Britse eilanden moest krijgen.16 In de jaren na diens dood was bij sommige anthroposofen de vraag opgekomen of het Duitse cultuurgebied de opdracht van een moderne spiritualisering van de beschaving nog kon vervullen of dat die opdracht in zijn tegendeel begon om te slaan. Daar kwamen de moeilijkheden in de Anthroposofische Vereniging bij, die vragen opriepen over de positie van ‘Dornach’ en bedenkingen deden rijzen over de actuele betekenis of zelfs de levensvatbaarheid van het centrale bestuur. Al deze ontwikkelingen leefden in het bewustzijn van in Engeland actieve anthroposofen.17 Een goed deel van hen was afkomstig van het vasteland en het is niet verwonderlijk dat juist in Londen de urgentie van de ‘kosmopolitische missie’ van de anthroposofie werd gevoeld,18 een missie die onder meer vorm kreeg in manifestaties voor een algemeen publiek. Eén van de drijvende krachten in deze richting was de ondernemer en bedrijfsmanager Daniel Nicol Dunlop (1868–1935), met wie Stein in de jaren vóór zijn emigratie, toen hij verscheidene lezingen in Engeland hield, vriendschap had gesloten. Vanaf zijn kantoor op 36-38 Kingsway had Dunlop Stein in juni 1932 een brief gestuurd waarin hij had laten weten dat er naar zijn overtuiging een ‘International Association for the Advancement of Spiritual Science’ moest komen.19 Interessante coïncidentie: de geboren Schot Dunlop had aan het eind van de eeuw drie jaar in New York gewerkt; regelmatig actief in Engeland zag Ita Wegman nu voor Stein een rol in de VS weggelegd.20 (Hij zou er nooit heen gaan, maar zijn jeugdvriend Eugen Kolisko, die hem in de emigratie naar Engeland volgde, zou er een aantal voordrachten houden.) 

Kingsway
36 Kingsway 

Om eventuele misverstanden te voorkomen zij hier gezegd dat Ita Wegman de tendens in Dunlops werk om uit voorzorg als het ware een parallelle vereniging naast ‘Dornach’ op te bouwen voor een vergissing hield. In een brief aan Stein (januari 1935) zou ze er op wijzen dat de beweging in Engeland een ‘uiterlijke signatuur’ (‘aüßeres Gepräge’) dreigde te krijgen zonder acht te slaan op de zielskwaliteiten van de verschillende mensen inclusief de karmische verhouding van de bestuursleden in Dornach tot Rudolf Steiner.21 Hoewel ze enkele jaren daarvoor had overwogen zich in Engeland te vestigen en toen verwacht had dat de Duitse opgave elders moest herleven, zou ze in 1935 toch nog mogelijkheden zien in Duitsland (‘wanneer men maar het juiste zou kunnen doen’) en wilde ze het land en zijn anthroposofische centra niet in de steek laten.22 Ze verkoos daarom te blijven werken vanuit de kliniek in het Zwitserse Arlesheim en opende kort daarop een dependance in Ascona. 

PortugalStreet
Portugal Street, een zijstraat van Kingsway, vlakbij nummer 36. Onderweg naar de ‘Temple Church’ liepen we vanaf Kingsway door deze straat. Volgens Rudolf Steiner bestond er een bijzondere verhouding tussen D.N. Dunlop en de Tempeliers. De Portugese koning Dionysius had begin veertiende eeuw niet meegedaan aan de vervolging van de orde en had Tempelridders uit Frankrijk asiel verleend. In 1317 was in Portugal de Orde van Christus ingesteld, die de impuls van de Tempeliers moest behoeden en voortzetten. Hendrik de Zeevaarder (1394 – 1460), inspirator en financier van de eerste Portugese ontdekkingsreizen, was Grootmeester van deze orde. 

Een klein jaar na genoemde brief van Dunlop had Stein een telegram naar Londen gestuurd met de vraag of Dunlop zijn hulp kon gebruiken. Het antwoord kon nauwelijks tactvoller en bemoedigender zijn. Refererend aan een eerder onderhoud waarin zulks kennelijk ter sprake was gekomen schreef Dunlop op een geschikte gelegenheid te wachten om een onderzoeksbureau in het leven te roepen dat gegevens en statistische informatie moest verzamelen inzake een wereldeconomie. Het tweeledige doel van deze activiteit zou zijn: (a) een internationale conferentie over het onderwerp en (b) een publicatie van conclusies, getrokken op basis van de verzamelde gegevens en informatie. ‘I hope it will be possible for you to come to London at an early date, so that your services may be available in the initial stages.’23 

En zo bevond Stein zich in de zomer van 1933 in een kantoor op 21 Bloomsbury Square, vlakbij het British Museum, een ‘goede plek’, zoals hij aan vrienden in Stuttgart schreef. Het onderzoeksbureau heel veel correspondentie, heel veel uren in de leeszaal van het British Museum was een eenmansbedrijf en Stein somde concreet zijn werkzaamheden op. Samenvattend concludeerde hij: ‘Ik studeer dus en voel de polsslag van de economie. En het reusachtige Londen en het grote Britse rijk met zijn hulpmiddelen geeft elk antwoord. Je hoeft alleen maar te vragen.’24 

Bloomsbury
21 Bloomsbury Square (pand met de luifel) – ‘Gute Lage’ (Stein) 

Zowel Dunlop als Stein was vanuit de eigen biografische context vertrouwd met Rudolf Steiners inzichten in de ‘driegeleding van het sociale organisme’. Stein was rond het einde van de Eerste Wereldoorlog betrokken geweest bij de pogingen de driegeleding ingang te doen vinden in Europa (alternatief voor Woodrow Wilsons program) en in Duitsland (revoluties, onlusten tijdens de vestiging van de Republiek van Weimar). Dunlop was initiatiefnemer en bestuurslid van de ‘World Power Conference’ (WPC), een particuliere en onafhankelijke organisatie die sinds de stichting in 1924 (zo’n 2.000 man bij de eerste bijeenkomst, ook genodigden uit Duitsland en de Sovjet-Unie, openingstoespraak door de Prince of Wales) de energiebronnen op aarde wilde inventariseren om ze op zo’n manier te gebruiken dat ze ten goede kwamen aan de hele mensheid. Dunlop zag uiteindelijk een ruimer lichaam voor zich, waarin ook deskundigen uit de landbouw en industrie elkaar konden vinden en waarin producenten, handelaren én consumenten hun gezichtspunten konden delen. Het bureau op Bloomsbury Square ressorteerde onder de WPC en paste in deze uitbreidingsplannen. Wanneer Dunlop en Stein de mondiale arbeidsdeling in ogenschouw namen, de noodzaak van een wereldeconomie bespraken en daarin een Brits-Amerikaanse opdracht wilden onderkennen, dan stond hun een economie voor ogen waarin broederlijkheid gerealiseerd werd.25 (Merk op dat Almeida bij de vorst in Kochi al had gesproken over het bevorderen van handel als een activiteit die voortkwam uit menselijke behoeften en die afhankelijk was van een vriendschapsband door uitwisseling en verbinding.) 

Je kunt je afvragen of een organisatorische hervorming van de economie zonder navenante innerlijke ontwikkeling bij de actoren niet ook een te ‘uiterlijke’ benadering betekende. Walter Johannes Stein was goed bekend met het middeleeuwse verhaal over Parzival en had vijf jaar voor zijn vertrek naar Engeland zijn Graalsboek Weltgeschichte im Lichte des Heiligen Gral. Das neunte Jahrhundert gepubliceerd. Het lijdt geen twijfel dat hij op de hoogte was van de voordrachten die Rudolf Steiner in 1913 in Den Haag had gehouden, waarin hij over Parzival en Amfortas had gesproken. Wat in deze voordrachten naar voren komt is dat de onzelfzuchtigheid de uiterste consequentie van de zelfzucht is. Het is de opgave het zelf uit te breiden, zó dat in deze uitbreiding alle aangelegenheden van de aarde en de mensen tot eigen aangelegenheid worden, beleefd worden als behorend tot het eigen zelf. In de synoptische woorden van Mieke Mosmuller: ‘De zelfzucht is er omdat er een zucht naar het zelf is. Je moet dus niet die zelfzucht opgeven voordat die zucht bevredigd is. Je kunt pas onzelfzuchtig zijn wanneer de zucht naar het zelf helemaal bevredigd is. Dat betekent dat je niet begint met je terug te trekken. Je trekt het zelf niet terug, maar je breidt het uit. Het zelfbelang wat je hebt wordt buiten je eigen grenzen uitgestrekt. Steeds verder buiten wordt jouw belang en dat is dan de onzelfzuchtigheid.’26 Hier, in deze individueel te beginnen morele en spirituele ontwikkeling die tegelijk een inzichtsweg is, lijkt mij de sleutel tot economische en ecologische hervorming te liggen, en trouwens ook tot vriendschap en begrip tussen Oost en West. 

5 

Tot een internationale conferentie over een wereldeconomie kwam het niet, mede dankzij Dunlops dood in 1935. Hoe stond het met de voorgenomen publicaties? Vrucht van Steins werkzaamheden was het tijdschrift World survey, dat in het voorjaar van 1935 voor het eerst verscheen maar in augustus alweer ophield te bestaan. Dunlop was in de tussentijd overleden (mei), waarna het onderzoeksbureau gesloten was en Stein op straat was komen te staan. Het zegt iets over diens wilskracht dat rond Kerst al een nieuw tijdschrift gelanceerd werd, The present age. Anders dan World survey had dit maandblad een algemeen cultureel karakter. Stein gaf het blad uit, voerde in zijn eentje de redactie en lichtte in het openingsartikel ,‘An appreciation of D.N. Dunlop’, toe dat het tijdschrift en de titel Dunlops idee waren geweest en hoe hij (Stein) ertoe gekomen was nu een openingsartikel te schrijven dat eigenlijk afkomstig van Dunlop had moeten zijn. ‘The last thoughts which he communicated to me before he passed away on Ascension Day were dedicated to this journal, and it became an absolute duty for me to overcome every difficulty in creating it. So this will explain why we start this journal by bringing him into remembrance.’27 The present age werd tot de Duitse inval in Polen in 1939 gepubliceerd. Wie de index van dit ‘monthly journal dealing with World Events, History, Geography, Medicine, Education, Natural Science, Art, Religion & World Economy – from an universal point of view’ bekijkt, ontkomt niet aan de vraag waar het tijdschrift niet over wilde gaan. Behalve Steins stuk over Dunlop bevatte het eerste nummer artikelen over systematische zoölogie, recent onderzoek naar het zien, de geschiedenis van de roos, de behandeling van malaria, de vroege kindertijd, wereldeconomische reorganisatie en de betekenis van seismografische registratie. Verschillende auteurs uit verschillende landen hadden de stukken geschreven, en zo gevarieerd bleef het tot het eind alles ‘from an universal point of view’. 

ThePresentAge
Vol. I van The present age, gearchiveerd in het Rudolf Steiner House, 35 Park Road 

ErsteSeite
Eerste bladzijden van het eerste nummer 

Ecke
Hoekje in de kleine zaal van het Rudolf Steiner House. Op, naar men zegt Ita Wegmans suggestie werd hier, onder de afdekkende plank, de urn met de as van D.N. Dunlop bewaard. Toen in de jaren tachtig een verbouwing plaatsvond waren er twee oudere dames die dit nog wisten en er de medewerkers van het House op attendeerden. (Bron: Philip Martyn, voormalig secretaris-generaal van de Anthroposophical Society in Great Britain.) 

RSHouse
Rudolf Steiner House. Sinds 1926 het hoofdkwartier van de Anthroposophical Society. Het pand meest links gelegen (begane grond: één boog, de deur, tussen twee rechthoekige vensters) is het oorspronkelijke pand en zou nog door Steiner zijn aangewezen als ‘zeer geschikt voor Eurythmie’ (bron: Philip Martyn). Dunlop heeft vanuit dit huis gecorrespondeerd, onder andere met Dornach in de tijd van de oplopende spanningen. Stein en Dunlop hielden er regelmatig voordrachten, Stein onder meer in het kader van de door zijn vriend Eugen Kolisko gestichte ‘School of Spiritual Science’. 

Werbung
Advertentie in het tijdschrift The modern mystic (april 1938), een blad waar Stein (‘betaald’) ook wel voor schreef, net als Eugen Kolisko, Eleanor Merry en andere bekende anthroposofen. 

Een uitzondering op de regel van verscheidenheid was een speciaal themanummer in juni/juli 1937, het vrijwel in z’n geheel door Stein geschreven The Earth as a basis of World Economy. Uit het voorwoord blijkt dat dit een uitwerking was van de studie die Stein tot voor twee jaar voor het bureau op Bloomsbury Square had verricht. Hoewel er dus geen conferentie uit was voortgekomen had Dunlop tot het laatst toe gehoopt ‘that the ideas now expressed in this book would be elaborated in the direction he indicated.’28 Het voert te ver om Steins uiteenzettingen hier samen te vatten of zelfs maar een beknopt overzicht van de acht hoofdstukken te geven.29 Twee gedachten wil ik er niettemin uitlichten. De ene volgt hier direct, de andere zal dit artikel straks besluiten. In de inleiding vinden we de notie dat het economisch systeem niet alleen het resultaat is van menselijke activiteit, maar dat het deel is van de aarde. En de aarde is op haar beurt niet alleen leverancier van grondstoffen, noch uitsluitend het platform waarop menselijke activiteit plaatsvindt: ‘If we conceive economic life as forming part of the life of the whole earth, the complexion of the matter changes entirely, the inexorability of the economic forces largely disappears and man is thus enabled to build up his own sphere.’30 

Werbung2
Advertentie voor The present age (nieuwe vormgeving – let op de wereldbol) in The modern mystic (juni 1938) 

Uitgever en redactie waren gevestigd op 144 Harborough Road. Blijkens een overzicht in de London Gazette van 5 mei 1939 waren bewoners van dit adres – ‘Stein, Walter Johannes; Austria; author’ en ‘Stein, Clarissa Johanna; child of Walter Johannes Stein’ op 20 april (de vijftigste verjaardag van Adolf Hitler) tot Engelsen genaturaliseerd.31 

Gazette

6 

Over Steins ontmoetingen met Winston Churchill circuleren op internet allerlei verhalen. De meeste daarvan vloeien voort uit Trevor Ravenscrofts The Spear of Destiny, een boek uit 1972 waarvan het probleem is dat de strekking diepe waarheden bevat terwijl de vorm sensatieliteratuur is en er bovendien nogal wat feitelijke onjuistheden in staan.32 Het is zo dat Steins biografie van tijd tot tijd als een avonturenroman leest en hij had in de loop van de jaren dertig inderdaad toegang gevonden tot staatshoofden en regeringskringen (Mustafa Kemal Atatürk, koning Leopold III van België, prinses Juliana en prins Bernhard) om de Geesteswetenschap te bepleiten of althans bepaalde onderzoeksresultaten kenbaar te maken. Via de Britse admiraal Roger Keyes, MP, die bevriend was met het Belgische koningshuis, leerde hij Churchill kennen en het staat wel vast dat hij met deze de occulte achtergronden van het nationaalsocialisme heeft besproken. Waarschijnlijk gebeurde dit vlak voor de oorlog uitbrak, toen Churchill nog geen premier was en tegenstander was van Neville Chamberlains appeasementpolitiek.33 Het lijkt verder waarschijnlijk biograaf Johannes Tautz zinspeelt tussen de regels door op de mogelijkheid, maar waagt het niet zich er over uit te spreken dat Stein rond de totstandkoming van het ‘Atlantisch Handvest’ (1941) van Churchill en Franklin Roosevelt nog naar wegen heeft gezocht om het program van de westelijke geallieerden een andere vorm te geven dan het uiteindelijk kreeg.34 

Inmiddels woonde Stein op 26 Pembroke Gardens in Kensington, waar hij het verloop en de afloop van de oorlog beleefde. De beginnende Koude Oorlog met zijn politiekeconomische blokvorming in ‘Oost’ en ‘West’ en de nucleaire dreiging maakte de betekenis van Steins inspanningen in het recente verleden alleen maar duidelijker. Tegelijkertijd hadden de ontwikkelingen hun voorlopige beslag gekregen en kun je je nauwelijks voorstellen hoe initiatieven als die van Dunlop en Stein in de naoorlogse wereld ruimte hadden kunnen vinden. Tautz schrijft: ‘De tijd voor acties op het macrosociale gebied was voorbij. Nu begonnen de stille jaren van teruggetrokkenheid.’35 Stein verdiepte zich verder in de geneeskunst en continueerde zijn in de oorlog begonnen praktijk als ‘kwakzalver’, zoals hij het zelf noemde.36 ‘Uit de strijder werd een genezer’ (Tautz).37 Hij bleef voordrachten houden en toehoorders onderkenden daarin een nieuwe kwaliteit, die van een ‘mild lichtgeven’.38 Hij keek vooruit, over de eigen dood heen, naar de nabije toekomst. Mensenzielen moesten voor de Geest worden ontsloten, opdat ze ontvankelijk werden voor wat rond de eeuwwisseling stond te gebeuren: de wederbelichaming, na een korte tijd, van anthroposofen en de meester, waarna de beweging met een veel spirituelere kracht kon worden voortgezet. Het was iets waar Stein zelf naar verlangde en naartoe leefde. Op grond van een diepgaande spirituele ervaring op zijn drieëndertigste verwachtte hij rond zijn zesenzestigste te zullen sterven.39 Aan een vriend schreef hij, een half jaar voor zijn dood in 1957: ‘Zo gaat alles zoals het verkondigd is. In waarheid is alles prachtig in orde. Voor neerslachtigheid is geen reden. De grote beslissingen komen aan het eind van de eeuw, en wij zullen erbij zijn.’40 

Pembroke
26 Pembroke Gardens 

7 

Wat zouden de ‘grote beslissingen’ zijn waar Stein in de brief op doelde? Daar is veel over te zeggen, maar één ervan, de fundamentele, is de vraag of we de aard van het denken leren doorschouwen. We begonnen dit stuk met de samenhang tussen de huidige opvattingen over het denken en de receptie van Charles Darwins evolutietheorie. Een krachtige voorstelling van deze evolutietheorie roept het beeld op van een arabesk. We zien, door de tijd heen, een voortgaande stroom, met een eindeloze reeks vertakkingen, waarvan sommige afbreken en andere zich voortzetten. Het repetitieve element is dat telkens een verandering van eigenschappen optreedt waarbij de vraag is welke som van eigenschappen de meeste kans heeft voort te bestaan. Wat in dit beeld van de evolutie ontbreekt is een zich ontwikkelende gestalte, dat wil zeggen dat op elk moment in de ontwikkeling op de één of andere manier het begin in het eind besloten ligt en het eind in het begin.
Uit de karmavoordrachten van Rudolf Steiner kunnen we opmaken dat juist in de Anglo-Amerikaanse wereld belangrijke personen het arabisme uit de Middeleeuwen gemetamorfoseerd verder droegen in de moderne tijd. Zo sprak hij op 16 maart 1924 in Dornach over de karmische verhouding tussen Charles Darwin en de Berberse islamitische generaal Tariq ibn Zijad (670 720), die in 711 vanuit Noord Afrika de zeestraat naar het Iberisch Schiereiland overstak.41 (De naam ‘Gibraltar’ is een verbastering van het Arabische ‘Jabal Tariq’ – ‘berg van Tariq’.) Walter Johannes Stein voelde zich verbonden met de strijd tegen het arabisme en we kunnen zijn verhuizing naar Londen ook tegen deze achtergrond bekijken. Het is wonderlijk te zien dat Tariq de invasie van het Iberisch Schiereiland leidde en dat Francisco d’Almeida in 1492 als strijder betrokken was bij de val van Granada, het laatste Moorse bastion in Spanje. 

Des te wonderlijker is dat omdat W.J. Stein in The Earth as a basis of world economy een interessante passage schreef over de evolutie en het denken: ‘We see that its crown and justification, Man, who has appeared at last as the highest form of organisation, was, in the more primitive stages of evolution, working as a creative power. [...] That which appears last in the plastic form, is, from the formative point of view, the first. Applied to the human being, this shows that he is representative of the last and highest form in the whole of evolution, but that, as an expression of creative powers, he represents those forces that have been at work since the very beginning. Man is thus a creature, that is to say, a phenomenon in the evolution in the same way as other creatures; but in him the universe becomes conscious of itself, and in the form of perceptive thinking, it is able to understand the creative powers.’42 

Of Stein dit ‘aanschouwende denken’ (‘perceptive thinking’) zelf ook weer denkend heeft aanschouwd weet ik niet. Uit bepaalde passages in zijn dissertatie zou je kunnen concluderen van wel.43 Hij zou dan hebben volbracht wat Steiner hem vrij snel na het begin van hun samenwerking had geraden, namelijk ‘Fichte door Aristoteles aan te vullen’.44 Dan zou hij ook het Ik als ‘universalium ante rem, in re en post rem’ hebben gevonden en daarmee het punt waarin realiteit en subjectiviteit volledig samenvallen.45 Maar misschien is het toen bij begrip gebleven, begrip dat nog niet tot ervaring werd. Hij ging wel naar het Westen. Mogelijk zocht hij het Licht dat daar opgaat, mogelijk moest hij daartoe wachten op één van de ‘grote beslissingen aan het eind van de eeuw’.46 

Verantwoording:
De afbeeldingen van Almeida en zijn vloot komen van Wikipedia. 

Het portret van W.J. Stein komt ook van Wikipedia en is daar geplaatst met toestemming van Thomas Meyer en Perseus Verlag. 

De afbeeldingen uit The modern mystic komen uit gescande nummers die als pdf gearchiveerd zijn op de website van de ‘International Association for the Preservation of Spiritualist and Occult Periodicals’: http://www.iapsop.com. 

De foto’s in Londen zijn door mij gemaakt en hier en daar bijgesneden door de redactie. Ik ben niet nagegaan of de huidige huisnummers overeenkomen met de huisnummers van toen. (Van een redelijk aantal nog bestaande adressen die te maken hebben met Rudolf Steiners bezoeken aan Londen is er volgens Crispian Villeneuves Rudolf Steiner in Britain slechts één van huisnummer veranderd. Ik acht de kans daarom groot dat de gefotografeerde adressen de juiste zijn.) 

Ik dank Sue Peat en Philip Martyn van de ‘Anthroposophical Society in Great Britain’ voor hun antwoord op vragen in enkele e-mails. Philip Martyn was zo vriendelijk mij een rondleiding te geven door het Rudolf Steiner House.

_________________

3 Zie: L. Menand, The metaphysical club. A story of ideas in America (New York 2001), R. Richardson, William James. In the maelstrom of American modernism (New York 2006).
4 W. James, Pragmatism: A new name for some old ways of thinking (New York 1995 [Boston 1907]) 73. Cursief van James.
5 ‘Autobiographische Skizzen von Walter Johannes Stein’, in: J. Tautz, W.J. Stein, Eine Biographie (Dornach 1989) 261-277, citaat: 272. Cursi- vering van Stein.
6 R. Steiner, Einleitungen zu Goethes naturwissenschaftlichen Schriften (GA 1) 126.
7 Th. Meyer (ed.), W.J. Stein / R. Steiner. Dokumentation eines wegweisenden Zusammenwirkens (Dornach 1985) 39.
8  Ibid., 53.
9  W.J. Stein, Die moderne naturwissenschaftliche Vorstellungsart und die Weltanschauung Goethes, wie sie Rudolf Steiner vertritt, in: Meyer, W.J. Stein / R. Steiner, 167-276.
10 Tautz, W.J. Stein, 99.
11 Steins vermoeden (juni – augustus 1924) werd via Ita Wegman (november) door Steiner bevestigd. Steiner had tegen Wegman gezegd: ‘Het zal wel zo zijn.’ (Tautz, W.J. Stein, 187.)
12 R. Crowley, Conquerors. How Portugal forged the first global empire (Londen 2015) 181 – 182.
13 ‘Echo’ en ‘weerklank’ zijn eigenlijk te zwak uitgedrukt. Ik kende Steins stuk al toen ik de passage in Crowleys Conquerors onder ogen kreeg. Veel meer dan een ‘echo’ of een ‘weerklank’ was de sensatie er één die nog het beste kan worden omschreven met een paradox: ‘diachronische synchroniciteit’.
14 W.J. Stein, ‘Portugal as preparer for the British mission’, The present age, Vol. 1 (1935-1936), nr. 6 (mei 1936), 5 – 14. Online: http://www.thepresentage.net/wp-content/uploads/thepresentage.netv1i6portugal.pdf. Hoofdletters (Chivalry, Spirit, Earth, Thoughts) van Stein.
15 Het tijdschrift Der Angriff, 30 juli 1936, geciteerd in: V. Ullrich, Adolf Hitler. Die Jahre des Aufstiegs (Frankfurt am Main 2013) 621. Cursief van mij.
16 Zie voor zijn eigen reizen daarheen: C. Villeneuve, Rudolf Steiner in Britain. A documentation of his ten visits. 2 volumes (Forest Row 2009 [2004]).
17 Zie: Th. Meyer, D.N. Dunlop. Ein Zeit- und Lebensbild (Basel 1996) en J.E. Zeylmans van Emmichoven, Wer war Ita Wegman. Eine Dokumentation. Band 2. 1925 bis 1943 (Heidelberg 1992).
18  Zeylmans, Wer war Ita Wegman, Bd. 2, 145.
19  Facsimile in: Meyer, D.N. Dunlop, tussen p. 288 en 289.
20  Tautz, W.J. Stein, 165.
21 Brief van Wegman aan Stein, 9 januari 1935, in: Zeylmans, Wer war Ita Wegman, Bd. 2. 205-206.
22 Brief van Wegman aan Fried Geuter, 21 februari 1935, ibid., 206- 207.
23  Facsimile in: Meyer, D.N. Dunlop, tussen p. 160 en 161.
24  Geciteerd in: Tautz, W.J. Stein, 207.
25 Ibid., 225.
26 Niet gepubliceerde transcriptie: Gezondmakend onderwijs met Mieke Mosmuller. Vierde bijeenkomst. ‘De betekenis en het oefenen van het beweeglijke voorstellen (ter verwerving van eigen inzicht in de gezond- en ziekmakende opvoeding- en onderwijsprocessen)’, 8 april 2015. Mijn cursivering. Vergelijk: R. Steiner, Welche Bedeutung hat die okkulte Entwicklung des Menschen für seine Hüllen und sein Selbst? (GA 145), tien voordrachten gehouden in Den Haag, 20 t/m 29 maart 1913. Vooral de zevende tot en met de negende voordracht (26 t/m 29 maart).
27 W.J. Stein, ‘An appreciation of D.N. Dunlop’, The present age, Vol. 1 (1935-1936), nr. 1 (december 1935), 5-16. Online: http://www.thepresentage.net/wp-content/uploads/thepresentage.netv1i1dunlop.pdf
28 W.J. Stein, ‘The Earth as a basis of World Economy’, The present age, Vol. 2 (1936-1937), nr. 7 (juni / juli 1937), 5. Online: http://www.thepresentage.net/wp-content/uploads/The-Earth-as-a-basis-for-World-Economy-by-W.-J.-Stein.pdf, ii.
29 Het werk is gemakkelijk te downloaden. Een becommentarieerde samenvatting is te vinden in: Meyer, D.N. Dunlop, 242-246. Vergelijk: Tautz, W.J. Stein, 215-217.
30 http://www.thepresentage.net/wp-content/uploads/The-Earth-as-a-basis-for-World-Economy-by-W.-J.-Stein.pdf, 1. Cursivering van mij.
31 https://www.thegazette.co.uk/London/issue/34622/supplement/2993/data.pdf
32 Een uitwerking van deze problematiek en een goed voorbeeld van hoe je een verhouding tot dit boek moet zien te vinden is ‘De lans van het lot’, een artikel van Mark Mastenbroek in het niet meer bestaande tijdschrift Jonas. Online: https://www.markmarkmast.nl/index.php/jonas-magazine-amsterdam/#toggle-id-23