Het menselijke mysterie – mysterie van het levende en van de gestalte van de mens

09-07-2014 Recensie van Hannie Saleh

Waarom kunnen we ons lichaam, ons levende, inwendige lichaam niet kennen zoals we de dingen om ons heen kennen? De medische wetenschap heeft in anatomie, fysiologie, moleculaire biologie indrukwekkend veel kennisfeiten aan het licht gebracht. Maar hieruit komt geen levend mens naar voren; het blijven deelaspecten, bestudeerd aan het dode lichaam en in het laboratorium. Wij kennen van onszelf de buitenkant, ten dele, want we kunnen niet eens ons gezicht zien, en hebben maar een vaag gevoel van wat er binnen in ons zit. Eigenlijk leven wij in de zintuigen, aan de oppervlakte dus, gericht op de wereld om ons heen.

Wat is dan die levende mens? Wat is leven? Deze vragen raken aan de diepste geheimen van de mensheid en haar ontwikkelingsgang. Het leven, het levende, is iets geheimzinnigs, iets waarvoor diep in ons angst leeft, een minder bewuste, dieper verborgen angst dan de angst voor de dood. Mieke Mosmuller geeft als beeld voor beide angsten het sprookje van Grimm: Van iemand die erop uittrok om te leren griezelen. En daarna geeft zij de meditatiezinnen die als raadsel aan de opeenvolgende cultuurtijdperken zijn opgegeven, zoals door Rudolf Steiner beschreven; die voor ons tijdperk betreft het levende dat zich in materie afdrukt, ook iets dat huiver, griezelen oproept. In het meditatieproces kan deze angst voor het leven uitgroeien tot eerbied voor het levende, en deze eerbied groeit, naarmate het inzicht daarin toeneemt.

Het onderzoek op dit gebied, ons zoeken naar kennis, is alleen mogelijk op grond van de weg naar het reine denken. Deze weg wordt beschreven op een krachtige, levende manier, vervlochten door het hele boek. Wij zoeken het levende in mens en natuur, maar daarvoor is het natuurlijke (gewone, alledaagse) denken niet voldoende. Er is ook een ondernatuur, in ons, om ons heen – het gebied van de elektromagnetische krachten – die ons denken ongemerkt beïnvloedt, waardoor wij niet in de etherwereld maar in de beelden van de in verval verkerende etherkrachten terechtkomen. Het waarlijk menselijke gebied is dat van het bovennatuurlijke – het reine denken en willen.

Maar hoe kunnen we nu kennend het levende lichaam betreden? Ita Wegman heeft, op grond van wat Rudolf Steiner vertelde, een bijzondere inwijding beschreven, die van Brunetto Latini door de godin Natura. In een specifieke toestand verkerend kreeg hij de opdracht om het eigen wezen in te gaan, door de zielenkrachten, het temperament, de zintuigen heen; en dan vanuit de elementen en de planetensferen naar het wereld-al. Mieke Mosmuller beschrijft hoe die weg in deze tijd gegaan kan worden. Na het ontwikkelen van de zielenkrachten tot het reine denken, willen en voelen en het kunnen standhouden in het lichaamsvrije denken wordt het mogelijk via de zintuigen de scheppingskrachten in het lichaam te beleven, van de klankzin afdalend tot de tastzin.

Wij mogen het lichaam niet zomaar in. Wij zijn er uit verdreven, het is het verloren paradijs.

In het weekend van 7 en 8 maart 2014 gaf Mieke Mosmuller nog een aanvulling hierop. Rudolf Steiner heeft in voordrachten in Den Haag (GA 145) beelden geschetst van de macrokosmische mens voor de zondeval – de mens was de kosmos, het paradijs, maar verbond zich met Lucifer, waardoor hij zelf de oorzaak van de verdrijving werd, de Boom des Levens verdorde en de mens verschrompelde tot de huidige gestalte. De hogere hiërarchische wezens verdrongen de mens uit dit paradijs – door openingen die werden tot de zintuigen. Dat blijkt het mogelijk te maken dat een mens nu, als hij zich kan ontwikkelen tot een standpunt ‘boven plaats en tijd’, dit verloren paradijs opnieuw kan betreden, door de poorten van de zintuigen.

Op deze reis neemt Mieke Mosmuller ons mee. Werelden ontvouwen zich. Scheppingskrachten kunnen meebeleefd worden. Van klankzin tot reukzin ontmoeten we het wezen van het zintuig, het wezenlijke van de ons omgevende wereld waarmee wij in verbinding zijn. Bij de evenwichtszin, de ’bovenste’ van de lichaamszintuigen, ontmoeten we dan het lichaam opnieuw, als een dichte structuur die de geestelijke wereld afschermt. Dan moeten we de krachten van de ruimte betreden: voor-achter, boven-onder, links-rechts. Zo worden we geleid naar de mogelijkheid de gestalte van de mens te beleven, met daar achter de geestelijke krachten van de dierenriem. Maar ook het vergankelijke van die gestalte, de onafwendbare dood. Als de geestesonderzoeker de dan optredende luciferische verleiding kan weerstaan wordt hem het Mysterium Magnum geopenbaard, de oerdrieledigheid van de menselijke gestalte; de drie zijn een, de een is drie.

De beschrijving van de bewegingszin en de levenszin leidt ons nog dieper het lichaam in, naar de orgaan- en levensprocessen. Nog verder gaande loutering van de ziel is noodzakelijk samen met het lichaamsvrije denken.De tastzin opent dan de weg naar buiten – via de elementen naar de planetenprocessen, in het doorleven van de werking van de zeven metalen. Ten slotte worden de krachten van de vaste sterren aangeduid als dienaren van de grote Zonnegeest, de categorieën in ons denken.

En zo, meelevend met deze reis door mens en kosmos, komt er een gevoel tot leven van de allergrootste eerbied voor dit verheven mysterie, de mens. Hoe dit alles in een boekje van 228 pagina’s past is een wonder. Het duidt aan dat hoge krachten door deze taal spreken. Dat Mieke Mosmuller deze inhouden heeft beschreven voor ieder die verlangt naar ware kennis van de mens mag ons met de grootste dankbaarheid vervullen.

9200000035749403